ECLI:NL:HR:2021:1107
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd aan VOF
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] VOF tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd voor de tijdvakken van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011. De belanghebbende, vertegenwoordigd door advocaat M.H.W.N. Lammers, had eerder in hoger beroep verloren bij het Gerechtshof Amsterdam, dat op 19 maart 2020 uitspraak deed in de zaak met nummer 18/00197. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend tegen het cassatieberoep.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman concludeerde op 28 januari 2021 tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze falen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in een andere zaak (20/01460). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten en de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.