In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 november 2019. De zaak betreft een geschil over de contractuele vervaltermijn van een terugkoopregeling. Eiser heeft zijn beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant en twee arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van Prorail zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Aan de zijde van gemeente Best zijn de kosten begroot op nihil. Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2021 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze.