ECLI:NL:HR:2021:1097

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
20/00607
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over contractuele vervaltermijn van terugkoopregeling en motiveringsklachten

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 november 2019. De zaak betreft een geschil over de contractuele vervaltermijn van een terugkoopregeling. Eiser heeft zijn beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant en twee arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van Prorail zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Aan de zijde van gemeente Best zijn de kosten begroot op nihil. Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2021 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00607
Datum9 juli 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J. van Weerden,
tegen
1. PRORAIL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. RAILINFRATRUST B.V.,
gevestigd te Utrecht,
hierna gezamenlijk: Prorail,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: M.W. Scheltema,
3. GEMEENTE BEST,
zetelende te Best,
hierna: gemeente Best,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/01/270417 / HA ZA 13-808 van de rechtbank Oost-Brabant van 19 augustus 2015;
de arresten in de zaak 200.194.613/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 januari 2017 en 19 november 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 19 november 2019 beroep in cassatie ingesteld.
Prorail heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend. Tegen gemeente Best is verstek verleend.
De zaak is voor Prorail toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Prorail begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van gemeente Best begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
9 juli 2021.