ECLI:NL:HR:2021:1078

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
19/05520
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van een fiets in verband met weigering medewerking aan ademonderzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van het niet meewerken aan een ademonderzoek, nadat hij op 10 mei 2018 in Roden werd verdacht van het rijden onder invloed van alcohol. Het hof had eerder geoordeeld dat de inbeslaggenomen fiets, die de verdachte bestuurde op het moment van de verdenking, vatbaar was voor verbeurdverklaring op basis van artikel 33a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte verworpen, waarbij werd vastgesteld dat het oordeel van het hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad bevestigde dat de fiets als voorwerp dat met betrekking tot het strafbare feit was begaan, terecht verbeurd was verklaard. De beslissing van het hof om de fiets te verbeurd verklaren, werd daarmee bekrachtigd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05520
Datum6 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 november 2019, nummer 21-005458-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel komt op tegen de verbeurdverklaring van een fiets en klaagt in het bijzonder over het oordeel van het hof dat het bewezenverklaarde is begaan ‘met betrekking tot’ de fiets.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 10 mei 2018 te Roden, gemeente Noordenveld, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.”
2.2.2
Het arrest van het hof houdt onder meer in:
“Oplegging van straf en/of maatregel
(...)
Beslag
Het (...) ten laste gelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
(...)
Beslissing
(...)
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten Fiets Atb.”
2.3
Artikel 33a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
a. voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen;
b. voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan;
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
d. voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd;
e. voorwerpen die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd;
f. zakelijke rechten op of persoonlijke rechten ten aanzien van de onder a tot en met e bedoelde voorwerpen.”
2.4
De inbeslaggenomen fiets is het voertuig dat de verdachte bestuurde toen bij de verbalisanten de verdenking rees dat hij dat voertuig onder invloed van alcohol bestuurde, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot de bewezenverklaring van de weigering mee te werken aan een ademanalyse. Het oordeel van het hof dat deze fiets vatbaar is voor verbeurdverklaring op de grond van artikel 33a lid 1, aanhef en onder b, Sr, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 juli 2021.