ECLI:NL:HR:2021:1062

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
19/03563
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens ontoelaatbare beperking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling van de rechtbank met betrekking tot de verkoop en het aanwezig hebben van cocaïne, alsook de verbeurdverklaring van een auto. Het hof had de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat deze een ontoelaatbare beperking had aangebracht in de omvang van het ingestelde hoger beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof terecht heeft vastgesteld dat de verbeurdverklaring niet kon worden uitgezonderd van het hoger beroep op basis van artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de opvatting van het openbaar ministerie verworpen dat er geen consequenties verbonden mogen worden aan de niet-naleving van artikel 407 Sv bij een gedeeltelijke intrekking van het hoger beroep. Het beroep van het openbaar ministerie is dan ook verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03563
Datum6 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 juli 2019, nummer 21-004332-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep omdat door de officier van justitie een ontoelaatbare beperking is aangebracht in de omvang van het ingestelde hoger beroep.
2.2
De door het hof vastgestelde procesgang in deze zaak is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4. Deze houdt – kort samengevat – in dat de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank en dat hoger beroep nadien ontoelaatbaar heeft beperkt. Het hof heeft vanwege die ontoelaatbare beperking de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2.3
Het hof heeft terecht geoordeeld dat de door de rechtbank uitgesproken verbeurdverklaring niet op de voet van artikel 407 lid 2 van het wetboek van strafvordering (hierna: Sv) van het hoger beroep kan worden uitgezonderd. Het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep - zoals daarna door de officier van justitie beperkt - voldoet in zoverre niet aan de eisen van artikel 407 Sv.
2.4
Het cassatiemiddel faalt nu het in de kern berust op de onjuiste opvatting dat aan niet-naleving van artikel 407 Sv door het openbaar ministerie bij gedeeltelijke intrekking van het hoger beroep geen consequenties mogen worden verbonden omdat het hof dan moet uitgaan van de akte instellen hoger beroep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 juli 2021.