Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.Bewezenverklaring en bewijsoverweging
3.De aanvraag tot herziening
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
6 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2021 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De aanvrager, een KNO-arts, was eerder veroordeeld voor feitelijke leidinggeving aan het opzettelijk indienen van valse verwijskaarten bij zorgverzekeraars. De rechtbank had vastgesteld dat de aanvrager verwijskaarten had verstuurd waarin onterecht was vermeld dat patiënten door een arts waren gezien, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. De aanvrager stelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de verwijskaarten bestemd waren om als bewijs te dienen, en dat deze niet noodzakelijk waren voor zorgverlening of rechtmatige declaratie. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was, omdat de aangevoerde documenten niet het ernstige vermoeden wekten dat, indien deze bekend waren geweest bij de rechtbank, het onderzoek tot vrijspraak zou hebben geleid. De uitleg van de vraag of sprake is van een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit, is voorbehouden aan de strafrechter. De aanvraag werd afgewezen.