ECLI:NL:HR:2021:1031

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
20/00170
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtelijke omkoping van immigratiedienst ambtenaren in Sint Maarten met belofte van geld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire. De verdachte, geboren in 1976, was beschuldigd van ambtelijke omkoping van twee immigratiemedewerkers in Sint Maarten. De verdachte had hen beloofd een geldbedrag van 200 dollar te betalen om hen te bewegen om twee medewerkers van Nagico, die zonder geldige verblijfstitel in Sint Maarten wilden inreizen, toe te laten. De Hoge Raad moest beoordelen of de belofte aan de ambtenaren was gedaan en of deze belofte hen had bereikt, zoals vereist door artikel 2:128 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten.

Het Hof had geoordeeld dat het enkele doen van de belofte voldoende was voor de bewezenverklaring van de omkoping, ongeacht of de belofte daadwerkelijk door de ambtenaren was aanvaard of hen had bereikt. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwierp het cassatiemiddel van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de omkoping voldoende was onderbouwd door het bewijs, waaronder een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en een van de ambtenaren, waarin de verdachte expliciet aangaf hen te willen 'fixen' en hen geld aanbood. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte met opzet handelde om de ambtenaren te bewegen tot een onrechtmatige daad, en dat de klachten in het cassatiemiddel niet konden leiden tot vernietiging van het vonnis van het Hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00170 C
Datum29 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 13 november 2019, nummer H-114/2018, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat de verdachte aan [betrokkene 2] “een belofte heeft gedaan”, als bedoeld in artikel 2:128 lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten (hierna: SrSM).
2.2.1
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“zij op 2 juli 2016 in Sint Maarten ambtenaren, te weten immigratiemedewerkers, genaamd [betrokkene 1] en [betrokkene 2] een belofte heeft gedaan, te weten de betaling van US$ 200, met het oogmerk om genoemde ambtenaren te bewegen in hun bediening, in strijd met hun plicht, iets te doen of na te laten, namelijk
- het -zonder (grens)controle op een rechtmatige verblijfstitel- in laten reizen en/of toelaten van medewerksters van Nagico, te weten van [betrokkene 3] en [betrokkene 4], in Sint Maarten.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
“1. Een proces-verbaal Zaaksdossier 06 ‘Onderzoek Nagico’ met nummer 1708250900.AMB van 29 augustus 2017, inclusief bijlage 1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant], pagina’s 9-71.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In het kader van het onderzoek ‘Ostrich’ is op 14 september 2016 de mobiele telefoon van de verdachte [betrokkene 1], immigratiemedewerker, in beslag genomen. De gegevens van de in beslag genomen telefoon werden door een medewerker van de Digitale Forensische Opsporingsdienst van het Korps Politie Sint Maarten veiliggesteld en digitaal beschikbaar gesteld aan het onderzoeksteam.
Gedurende het onderzoek is ook immigratiemedewerker [betrokkene 2] als verdachte aangemerkt.
In voornoemde telefoon van [betrokkene 1] werd een WhatsApp-gesprek van 2 juli 2016 tussen [betrokkene 1] en [verdachte] aangetroffen. Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
Gesprek van 2 juli 2016 startend rond 09:06 uur:
[verdachte]: Morning. How are you doing?
[betrokkene 1]: Morning
[verdachte]: Are you working tomorrow
[betrokkene 1]: Im ok
[verdachte]: Afternoon
[betrokkene 1]: No im off
[verdachte]: You know anyone working. I have 2 of my workers from Nagico returning and they gave them a hard time when they were leaving. 2 off my collueges. We are busy processing papers for one already but she has to go and come because we need her here in SXM (het Hof begrijpt: Sint Maarten)
[betrokkene 1]: I know could help u
[verdachte]: She’s the Chief Risk Officer for Nagico and I’m one of the Supervisory Directors
[betrokkene 1]: U know [betrokkene 2] or [betrokkene 6]. They r my collueges
[verdachte]: Maybe by seeing them
([betrokkene 1] stuurt een bestand naar [verdachte])
[betrokkene 1]: Do u know her
[verdachte]: Yeah I know her
[betrokkene 1]: Thats [betrokkene 6]. [betrokkene 6]
[verdachte]: Ok
[betrokkene 1]: I will ask her. But what do they have
[verdachte]: I don’t want them to hassle the 2 ladies. 1 will send their names
[betrokkene 1]: Dont they got nothing at all
([betrokkene 1] stuurt nog een bestand naar [verdachte])
[betrokkene 1]: The one in pink is [betrokkene 2]. Do u know hwr
[verdachte]: Yeah they have their paperwork exept for residence be one is a
director for one of Nagico companies. [betrokkene 3] and [betrokkene 4]
[betrokkene 1]: Her
[verdachte]: Oh yes for sure. Yeah I know her. When they were leaving an immigration officer told them they only allowed 90 days for year. And that they already spent 90 days. I expect to get one of them residency soon but we need her here at Nagico to handle some stuff the coming time
[betrokkene 1]: Let ask [betrokkene 2] if i could give u her number b c wa she could do for u
[verdachte]: Ok tell her for me. I will call her. (einde gesprek rond 09:18:26 uur)
(gesprek gaat na kleine vier uur door, te weten om 13:13:54 uur)
[betrokkene 1]: My dear wa flight r they coming on
([betrokkene 1] voert een uitgaand telefoongesprek)
: She needs to know like that she could fix her shift
[verdachte]: Jetblue […]
[betrokkene 1]: Ok. Will let her know
(einde gesprek 13:25:38 uur)
(gesprek begint weer om 13:37:36 uur)
[betrokkene 1]: I dont want to be out of place but she just ask me if she getting enything for i said i don’t know i never ask u for nothing cause it was a favor u asked for. But wat i getting don’t do nttn for free. That’s what she send mr. Me. I send it to u.
[verdachte]: Tell her I gonna fix her up
[betrokkene 1]: If i had known i would not ask. Her.
[verdachte]: No worries man. You know how I role. I gonna fix both of you up
[betrokkene 1]: I know but u asked a favor
[verdachte]: Because I believe in helping ppl who help me
[betrokkene 1]: Thats y im saying
[verdachte]: So tell her I give you both 200 bucks each
[betrokkene 1]: I dont need nothing
[verdachte]: So let me know where you at later I will brings your. Yours.
[betrokkene 1]: Im cool
[verdachte]: U sure? U know how I role and that’s between me and you
[betrokkene 1]: Listin u asked me a faver. I dont need nothing
[verdachte]: True that. Appreciate that self
[betrokkene 1]: One hand wash the next
[verdachte]: That’s really true
[betrokkene 1]: When i need u u was willing to help me
[verdachte]: Always
[betrokkene 1]: So im cool
[verdachte]: Let her add me on whatsapp
[betrokkene 1]: Ok. She say go true me. Its like im the middle man
[verdachte]: Lol. Ok
[betrokkene 1]: Its true. Again im sorry
[verdachte]: I’m over on french side and will be over dutch side around 4
[betrokkene 1]: Kool. I will be in town that time
[verdachte]: Will call you
[betrokkene 1]: Kool
[verdachte]: Ok good (einde gesprek rond 13:58:18)
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik woon in Sint Maarten. Het is juist dat ik het WhatsApp-gesprek van 2 juli 2016 zoals weergegeven in het dossier, met [betrokkene 1] heb gevoerd. U, voorzitter, houdt mij voor dat ik in dat gesprek heb gezegd ‘I gonna fix her up’ en vraagt mij of dat betekent dat aan haar iets zal worden gegeven of dat zij ergens van zal worden voorzien. Ik antwoord daarop dat dat juist is.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder onder meer het volgende overwogen:
“Juridisch kader
Onder belofte in de zin van artikel 2:128 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan het beloven van een gift. Het aanbieden van geld is volgens vaste jurisprudentie een belofte.
Artikel 2:128, eerste lid, onder a Sr vereist dat degene die een belofte aan een ambtenaar doet, dit doet met het oogmerk om de ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten. Voor de toepassing van dit artikel is niet relevant of de belofte wordt aangenomen. Evenmin is relevant of de belofte de ambtenaar bereikt. Het enkele doen van de belofte is beslissend, onafhankelijk van het rechtsgevolg.
Voornoemd oogmerk bepaalt het opzettelijke van de handeling. De dader moet de bedoeling hebben dat de ambtenaar in zijn bediening iets doet of nalaat. Of het oogmerk bereikt wordt, doet hier evenmin ter zake.
De feiten
Uit het hierboven weergegeven WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [betrokkene 1] blijkt dat de verdachte tegen [betrokkene 1] heeft gezegd:
A.
‘When they were leaving an immigration officer told them they only allowed 90 days for year. And that they already spent 90 days. I expect to get one of them residency soon but we need her here at Nagico to handle some stuff the coming time.’
B.
‘Tell her I gonna fix her up. (...) You know how I role. I gonna fix both of you up (..). So tell her I give you both 200 bucks each. (...) So let me know where you at laterl will bringsyour. Yours.’
Oordeel Hof
Het Hof is van oordeel dat uit de onder B genoemde bewoordingen van de verdachte volgt dat zij een belofte in de zin van artikel 2:128 Sr heeft gedaan.
(...)
Uit de bewoordingen zoals opgenomen onder A volgt dat het oogmerk van de verdachte erop was gericht om ervoor te zorgen dat [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ondanks het feit dat zij al 90 dagen op Sint Maarten hadden verbleven, zonder problemen het land in konden komen.
(...)
De stellingen van de verdediging dat niet is voldaan aan de vereisten voor omkoping omdat de tegenprestatie niet is gevolgd, dan wel dat wellicht sprake is geweest van een poging tot omkoping, vinden geen steun in het recht en worden daarom verworpen. Zoals hierboven reeds is overwogen, is het enkele doen van de belofte beslissend, onafhankelijk van het rechtsgevolg.
Het Hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte aan immigratiemedewerkers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] een belofte van $ 200,- heeft gedaan met het oogmerk om hen beiden te bewegen om iets te doen of na te laten, namelijk het zonder controle op rechtmatig verblijf [betrokkene 3] en [betrokkene 4], de twee medewerkers van Nagico, Sint Maarten in te laten reizen en/of toe te laten.”
2.3.1
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 2:128 lid 1, aanhef en onder a, SrSM. Daarom moet worden aangenomen dat het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip ‘een belofte doen’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepaling.
2.3.2
Artikel 2:128 lid 1, aanhef en onder a, SrSM luidt:
“Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft:
a. hij die een ambtenaar zelf of een ander een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt met het oogmerk om de ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten.”
2.4
De klacht keert zich tegen het oordeel van het hof dat voor het ‘doen van een belofte’ als bedoeld in artikel 2:128 lid 1, aanhef en onder a, SrSM beslissend is het enkele doen van die belofte en niet is vereist dat de belofte de ambtenaar of de ander heeft bereikt. Dat oordeel is echter juist.
2.5
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 juni 2021.