Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
2 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat P. van de Kerkhof. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof voor herbehandeling van de zaak. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortkomend uit hennepteelt. Het hof had eerder een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak afgewezen, omdat de oproeping voor de zitting correct was betekend. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof deze afwijzing onvoldoende had gemotiveerd. De raadsman had in zijn toelichting op het aanhoudingsverzoek aangegeven dat hij geen contact had kunnen krijgen met de betrokkene, wat de kans op een machtiging volgens artikel 279 Sv zou kunnen beïnvloeden. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet had aangetoond dat de betrokkene op de hoogte was van de zitting, en dat het hof niet de vereiste belangenafweging had gemaakt. Hierdoor kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven, wat leidde tot de vernietiging en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.