Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
2 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2019. De verdachte, geboren in 1961, was in deze strafzaak aangeklaagd voor het medeplegen van smaadschrift door middel van de publicatie van een boek waarin hij in verband werd gebracht met een moord waarvoor een ander onherroepelijk was veroordeeld. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij onder andere de afwijzing van getuigenverzoeken en het beroep op artikel 261.3 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde kwamen. Tevens werd de vraag behandeld of de strafoplegging in strijd was met de Grondwet en internationale verdragen, vanwege een gebrek aan 'pressing social need'. Een belangrijk punt in deze zaak was ook of het hof ten onrechte een einduitspraak had gedaan, aangezien de verdachte na sluiting van het onderzoek maar vóór de einduitspraak een wrakingsverzoek had ingediend. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en heeft het beroep verworpen zonder verdere motivering, aangezien de vragen niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.