Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
2 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 juni 2018. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij woninginbraken in Haarlem en werd beschuldigd van (poging tot) gekwalificeerde diefstal. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J.Y. Taekema. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij het hof de verdachte verplichtingen had opgelegd om aan de Staat bedragen te betalen ten behoeve van slachtoffers.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, waarmee de uitspraak van het hof gedeeltelijk is herzien.