Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Utrecht,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
29 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de moeder, wonende te [woonplaats], een verzoek tot cassatie ingediend tegen de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit verzoek is gericht tegen de beslissing van het hof in de zaken 474687 en 474693 van de rechtbank Midden-Nederland, die op 12 februari 2019 zijn genomen, en de beschikking van het hof van 16 juli 2019 in de zaak 200.259.416. De moeder heeft geen verweerschrift ontvangen van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, die als verweerder in cassatie is aangemerkt. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder over de beschikking van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft derhalve besloten het beroep te verwerpen.
Deze beschikking is gegeven op 29 mei 2020 door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.