ECLI:NL:HR:2020:959

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
19/02413
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en verjaring in cassatie

In deze zaak heeft [verzoekster] B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 mei 2019 is gewezen. De zaak betreft een faillietverklaring en de betwisting van een vordering door de aanvrager op basis van verjaring. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 29 mei 2020, onder nummer 19/02413, geoordeeld dat het beroep op verjaring door de curatoren naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft dit verzoek gevolgd. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/02413
Datum29 mei 2020
ARREST
In de zaak van
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [verzoekster] ,
advocaat: K. Aantjes,
tegen
1. Hans Carel Marcar HENDRIKS, en
2. 2. Hendrik Arend LANTING, beiden in hun hoedanigheid van
3. curator in de faillissementen van:
4. (I.) [A] Holding B.V.,
(II.) [B] B.V.,
(III.) [C] B.V.,
(IV.) [D] B.V.,
(V.) [E] Holding B.V.,
(VI.) [F] B.V.,
(VII.) [G] B.V.,
(VIII.) [H] Holding B.V. en
(IX.) [I] Holding B.V.
(hierna: de vennootschappen I tot en met IX),
beiden kantoorhoudende te Utrecht,
5.
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: de curatoren,
advocaat: T.T. van Zanten.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/16/19/204 F van de Rechtbank Midden-Nederland van 16 april 2019;
het arrest in de zaak 200.258.265 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 mei 2019.
[verzoekster] heeft tegen het arrest beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curatoren hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer G. Snijders als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
29 mei 2020.