ECLI:NL:HR:2020:957

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
19/01770
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over boetebeding en uitleg overeenkomst in bouwproject

In deze zaak hebben eisers in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een overeenkomst tot overname van een bouwproject, waarin een boetebeding is opgenomen. Eisers hebben gesteld dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en hebben om uitleg van de overeenkomst gevraagd, evenals om matiging van de boete. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de Hoge Raad tot dit oordeel is gekomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Bouwbedrijf c.s. zijn begroot op nihil. Het arrest is gewezen op 29 mei 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01770
Datum29 mei 2020
ARREST
In de zaak van
1. [vof],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiseres 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [eiser 4],
wonende te Breda,
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: M.B.A. Alkema,
tegen
1. [beheer] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [bouwbedrijf] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: Bouwbedrijf c.s.,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/02/310691/HA ZA 16-57 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 mei 2016 en 21 december 2016;
het arrest in de zaak HD 200.213.284/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 januari 2019.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen Bouwbedrijf c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Bouwbedrijf c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
29 mei 2020.