ECLI:NL:HR:2020:912

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
19/02065
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en bedrijfsmatige teelt van hennep met bewijsvoering volgens Promis-werkwijze

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige teelt en handel in hennepstekken, alsmede van bedrijfsmatige teelt en het voorhanden hebben van hennep en wapens. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering, die grotendeels steunde op tapgesprekken, niet voldoende was gemotiveerd volgens de eisen die gelden bij de zogenoemde Promis-werkwijze. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het hof niet had voldaan aan de motiveringseisen voor de bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 7. De uitspraak van het hof werd gedeeltelijk vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling. De bewezenverklaring van de feiten 8 tot en met 10 werd echter wel als toereikend gemotiveerd beschouwd, waardoor de cassatiemiddelen in dat opzicht faalden.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02065
Datum26 mei 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 april 2019, nummer 20/001724-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.B.E. van Kan, advocaat te Beek LB, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van onder meer de daarin opgenomen, volgens de zogenoemde Promis-werkwijze uitgewerkte, bewijsoverwegingen.
2.2.1
De bewezenverklaring en de bewijsvoering zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2. Kort gezegd is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij:
- gedurende een periode van bijna drie maanden een criminele organisatie heeft geleid die zich bezighield met de teelt van en de handel in hennepstekken (feit 1);
- als medepleger betrokken is geweest bij zes hennep(stekken)-plantages (feiten 2 tot en met 7) en
- samen met één of meer anderen (bedrijfsmatig) ruim 1.800 hennepstekken, 21 gram hennep, een stroomstootwapen en een gasdrukpistool aanwezig dan wel voorhanden heeft gehad (feiten 8 tot en met 10).
2.2.2
Het door het hof in zoverre bevestigde vonnis van de rechtbank houdt onder meer het volgende in met betrekking tot de bewijsvoering:
“Het oordeel van de rechtbank[1]
1. Inleiding
Naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen, werd in september 2014 een opsporingsonderzoek gestart naar een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige teelt en handel in hennepstekken. Bij dit onderzoek werden onder andere [verdachte] en [betrokkene 1] als verdachten aangemerkt. Zij werden ervan verdacht dat zij leiding gaven aan deze criminele organisatie. Anderen, onder wie onder meer [betrokkene 2] en [medeverdachte 1], worden verdacht van het verrichten van werkzaamheden als de opbouw en het onderhouden van hennep- en stekkenplantages.
Gedurende het opsporingsonderzoek zijn er telefoongesprekken opgenomen en afgeluisterd, zijn er observaties en waarnemingen verricht door opsporingsambtenaren, is er sporenonderzoek verricht en hebben getuigen verklaringen afgelegd.
2. De feiten
Algemene overweging
De politie heeft na het beluisteren van de getapte telefoongesprekken conclusies getrokken over de betekenis en inhoud van die gesprekken en de deelnemers aan deze gesprekken. De rechtbank stelt vast dat de verdediging deze conclusies van de politie niet heeft bestreden. Voor zover de rechtbank in haar overwegingen gebruik maakt van de getapte telefoongesprekken, zal zij dan ook uitgaan van de juistheid van de conclusies van de politie en - waar nodig - deze conclusies overnemen.
(...)
Feit 2. De hennep(stekken)plantage op het adres [a-straat 1] in Amstenrade
Op 16 oktober 2014 werd door de politie binnengetreden in het pand aan de [a-straat 1] in Amstenrade.[2] Om de hoek van dit pand, ligt een securitybedrijf. Het dak van dit bedrijf loopt over naar het dak van het pand aan de [a-straat 1] in Amstenrade.[3] Het pand aan de [a-straat 1] bleek een leegstaand winkel-/bedrijfspand te zijn. In het pand werden 40 dozen aangetroffen met daarin in totaal 3.325 hennepstekken. Daarnaast werd door de politie een stekkenkwekerij aangetroffen in een ruimte die via een dossierkast kon worden bereikt. In een daar achterliggende ruimte bevond zich een hennepkwekerij met in totaal 672 moederhennepplanten die in beslag werden genomen. In de stekkenkwekerij werden 13.286 hennepstekken in beslag genomen. Door de politie werd geconstateerd dat de planten die in beslag waren genomen hennepplanten waren.
Onderzoek wees uit dat de kwekerij beveiligd werd door middel van een GSM alarmsysteem. Dit alarm en het zich daarin bevindende SIM-kaartje, voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer], werd in beslag genomen.[4] Op het moment dat het pand werd betreden en het alarmsysteem werd geactiveerd, werd een ingesproken tekst of een SMS-bericht verzonden naar de telefoonnummers die aan het alarm waren gekoppeld. In de periode van 1 oktober 2014 tot en met 16 oktober 2014 heeft het alarmsysteem meerdere malen contact gehad met de telefoonnummers die in gebruik waren bij [betrokkene 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].[5]
In de stekkenkwekerij werden 2 sigarettenpeuken en 4 lege drankblikjes aangetroffen die werden veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Op de sigarettenpeuken werd het DNA van [betrokkene 2] en [medeverdachte 2] aangetroffen. Op een blikje Energy drank werd het DNA van [medeverdachte 4] aangetroffen.[6] Ook werd in de stekkenkwekerij een kartonnen doos aangetroffen met daarop het adres van [betrokkene 2], [d-straat 1] in [plaats].[7]
De eigenaar van het pand, [betrokkene 7], heeft verklaard dat hij het pand vanaf 1 september 2014 verhuurde aan [betrokkene 8].[8] Onderzoek wees uit dat [betrokkene 9] ingeschreven had gestaan op het adres en dat in het register van de Kamer van Koophandel op dat adres nog twee bedrijven stonden geregistreerd.[9]
Op 13 oktober 2014, omstreeks 16.50 uur zag de politie dat een Renault Kangoo, die door [medeverdachte 1] werd bestuurd, stopte ter hoogte van het pand aan de [a-straat 1] in Amstenrade. Rechts naast dat pand werd een sectionaalpoort geopend en de Kangoo reed achteruit door de geopende poort naar binnen.[10]
Uit de telefoongesprekken die de verdachten voorafgaand aan en na het binnenvallen van de plantage voeren, kan worden afgeleid dat:
- [verdachte] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij was de leider. In die hoedanigheid gaf hij orders, regelde en organiseerde de inzet van personen en aan hem moest verantwoording worden afgelegd.[11] Hij zorgde dat de huur die door de huurder/katvanger, [betrokkene 8], moest worden betaald, betaald werd op de dag van de inval. [betrokkene 8] kwam na zijn verhoor bij de politie verslag uitbrengen bij [verdachte].[12]
- [betrokkene 1] op de hoogte was van het bestaan en betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij was waarschijnlijk met anderen aan het werk in de plantage.[13] Hij werd door [verdachte] op de hoogte gehouden van het oprollen van de plantage,[14] regelde daarna het opruimen van de achtergebleven goederen in de plantage en beheerde kennelijk geld voor de opruimingskosten. Hij beloofde [betrokkene 8] dat de huur van het pand, € 500,- per week, tot het einde van het jaar zou worden betaald.[15]
- [medeverdachte 1] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij vervoerde de personen die daar werkzaamheden moesten verrichten in de door hem gebruikte auto naar de [a-straat 1] in Heerlen en had een sleutel van het pand.[16] Ook was [medeverdachte 1] betrokken bij het opruimen van de plantage na de inval waarbij hij tevens een organiserende rol had.[17] Bovendien was [medeverdachte 1] een van de drie personen van wie de telefoon geprogrammeerd was op het alarmsysteem van de plantage.
- [betrokkene 2] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichtte werkzaamheden in en aan de hennepstekkenplantage dan wel het pand waarin de plantage was ingericht.[18] Hij gaf aantallen geoogste stekken door aan [verdachte]. Hij regelde personeel dat in de plantage moest werken. [betrokkene 2] werd door [verdachte] op de hoogte gebracht van het oprollen van de plantage en hij gaf aan [verdachte] advies over het controleren van de auto van [medeverdachte 1] en het weggooien van de telefoons van leden van de organisatie.[19] Hij was op de hoogte van de herstelwerkzaamheden in het pand na het oprollen van de plantage.[20] In de plantage werd een sigarettenpeuk aangetroffen waarop een DNA-spoor werd aangetroffen dat overeenkwam met het DNA van [betrokkene 2].
- [betrokkene 4] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij was in het bezit van een sleutel van het pand waarin de hennepstekkenplantage was gevestigd. Hij organiseerde dakdekkers voor het pand en verrichtte kennelijk werkzaamheden in de plantage.[21] [betrokkene 4] werd door [verdachte] op de hoogte gebracht van het oprollen van de plantage.[22]
- [medeverdachte 4] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichtte werkzaamheden in en aan de hennepplantage[23] en verrichtte opruim- en herstelwerkzaamheden in het pand na het oprollen van de plantage.[24]
- [medeverdachte 2] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichtte werkzaamheden in en aan de plantage. [medeverdachte 2] was verder een van de drie personen van wie de telefoon geprogrammeerd was op het alarmsysteem van de plantage. In opdracht van [verdachte] werd de telefoon na de inval niet meer gebruikt en gebruikte [medeverdachte 2] een ander telefoonnummer.[25] In de plantage werd een sigarettenpeuk aangetroffen waarop een DNA-spoor werd aangetroffen dat overeenkwam met het DNA van [medeverdachte 2].[26]
Voetnoten:
1 Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2014092972, gesloten d.d. 17 maart 2015, bestaande uit zaakdossiers, persoonsdossiers, een BOB-dossier en een beslagdossier, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 4388.
2 Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 26 oktober 2014, pagina 1657.
3 Proces-verbaal [a-straat 1] d.d. 25 oktober 2014, pagina 1612.
4 Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 26 oktober 2014, pagina’s 1657 tot en met 1661, kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv), pagina’s 1679 en 1680 en kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv), pagina’s 1681 en 1682.
5 Proces-verbaal analyse histo [telefoonnummer] d.d. 2 december 2014, pagina’s 1793 en 1794.
6 Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 21 oktober 2014, pagina’s 1800 tot en met 1803, proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake HVC-Cluster 29595 d.d. 3 februari 2015, pagina’s 1795 tot en met 1799 en proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake HVC‑Cluster 30607 d.d. 3 februari 2015, pagina’s 1807 tot en met 1810.
7 Proces-verbaal van bevindingen [a-straat] d.d. 19 februari 2015, pagina 1829 en de foto’s 69 tot en met 71, pagina 1700.
8 Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 7] d.d. 12 november 2014, pagina’s 1735 en 1736.
9 Proces-verbaal [a-straat 1] d.d. 25 oktober 2014, pagina 1612.
10 Proces-verbaal d.d. 16 oktober 2014, pagina’s 1648 en 1649 en proces-verbaal bevindingen inzet OT 13 oktober 2014, pagina 1652.
11 Tapgesprekken d.d. 1 oktober 2014, pagina’s 1618 tot en met 1621, tapgesprek d.d. 6 oktober 2014, pagina 1628 en tapgesprek d.d. 14 oktober 2014, pagina 1640
12 Tapgesprekken d.d. 20 november 2014, pagina’s 1866 en 1867.
13 Tapgesprek d.d. 6 oktober 2014, pagina 1628.
14 Tapgesprek d.d. 16 oktober 2014, pagina 1836.
15 Tapgesprek d.d. 18 oktober 2014, pagina’s 1851 en 1852, tapgesprek d.d. 20 oktober 2014, pagina 1853 en tapgesprek d.d. 24 oktober 2014, pagina 1854.
16 Tapgesprekken d.d. 5 november 2014, pagina’s 1858 en 1859 en tapgesprek d.d. 7 november 2014, pagina 1863.
17 Tapgesprekken d.d. 3 november 2014, pagina’s 1855 tot en met 1856.
18 Tapgesprekken d.d. 1 oktober 204, pagina’s 1618 en 1619 en tapgesprekken d.d. 16 oktober 2014, pagina’s 1839 en 1840.
19 Tapgesprekken d.d. 16 oktober 2014, pagina’s 1843 en 1846.
20 Tapgesprekken d.d. 16 oktober 2014, pagina’s 1835, 1840 (met betrekking tot het weggooien van de telefoons van leden van de organisatie) en 1842 (met betrekking tot controleren van de auto van [medeverdachte 1]) en tapgesprek d.d. 5 november 2014, pagina 1859.
21 Tapgesprekken d.d. 1 oktober 2014, pagina’s 1619 en 1620.
22 Tapgesprek d.d. 16 oktober 2014, pagina 1833.
23 Tapgesprek d.d. 26 september 2014, pagina 1614.
24 Tapgesprek d.d. 3 november 2014, pagina 1855.
25 Tapgesprekken d.d. 16 oktober 2014, pagina’s 1834 en 1840 (met betrekking tot weggooien van het telefoonnummer dat gekoppeld was aan het alarmsysteem).
26 Proces-verbaal van bevindingen [a-straat] d.d. 19 februari 2015, pagina’s 1830 en 1831.”
2.2.3
In zijn arrest heeft het hof met betrekking tot de bewezenverklaring onder meer het volgende overwogen:
“Bewijsmiddelen
Het hof vult de hierna genoemde voetnoten uit het vonnis aan met de volgende pagina’s uit het dossier (...):
(...)
- Noot 16 met tapgesprek d.d. 4 oktober 2014, pagina 1623 en tapgesprek d.d. 3 november 2014, pagina 1855.
- Noot 19 met tapgesprek d.d. 16 oktober 2014, pagina 1840 en tapgesprek d.d. 16 oktober 2014, pagina 1842.
(...)
Indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, wordt de inhoud van de door het hof gebruikte aanvullende bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Criminele organisatie
(...)
De werkzaamheden van de organisatie heeft de rechtbank uiteengezet in het vonnis, p. 15 laatste alinea tot en met pagina 18 (eerste alinea) en daarbij verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het procesdossier bevinden. Het hof neemt deze overwegingen en bewijsmiddelen over en voegt hieraan voor wat betreft het bewijs van de criminele organisatie (feit 1) alle bewijsmiddelen toe die door de rechtbank zijn genoemd bij de bespreking van de feiten 2 tot en met 10 en die zijn vermeld op de pagina’s 3 tot en met 15 (eerste twee alinea’s). Verder voegt het hof hieraan met betrekking tot feit 1 de volgende bewijsmiddelen toe.
Uit de selectie van de uitdraaien van de tapgesprekken die als bijlage zijn gevoegd bij het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 20142972, gesloten d.d. 17 maart 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 4388, de volgende weergave van de gesprekken: (...)”
Volgend op dit citaat bevat het arrest een opsomming van de data en vindplaatsen van in totaal ruim vierhonderd tapgesprekken en sms-berichten, zoals weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.3 (p. 15 tot en met 18).
2.2.4
Het hof heeft in de aanvulling op het arrest onder meer overwogen:
“In aanvulling op de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebezigd, acht het hof ook de volgende bewijsmiddelen van belang als bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.”
2.2.5
Het hof heeft vervolgens dezelfde opsomming opgenomen van de data en vindplaatsen van in totaal ruim vierhonderd tapgesprekken en sms-berichten, zonder een zakelijke samenvatting te geven van de redengevende inhoud van die tapgesprekken en sms‑berichten. Als bijlage bij die aanvulling heeft het hof kopieën gevoegd uit een proces‑verbaal van de politie met schriftelijke weergaven van die tapgesprekken, zonder aan te duiden welke onderdelen van die tapgesprekken het hof redengevend heeft geacht.

3.Beoordeling van het vijfde en het zesde cassatiemiddel

3.1
De cassatiemiddelen komen op tegen de bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 10 tenlastegelegde en klagen onder meer dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd in het licht van de motiveringseisen die gelden bij toepassing van de zogenoemde Promis-werkwijze. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.2
In zijn arrest van 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0424, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de zogenoemde Promis-werkwijze op zichzelf niet onverenigbaar is met de wettelijke voorschriften ten aanzien van de bewijsmotivering. Daarbij heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:
“5.5.2. De werkwijze die het Hof in de onderhavige zaak ten aanzien van de bewijsmotivering heeft gevolgd, komt erop neer dat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing steunt dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in een terstond uitgewerkt arrest zijn opgenomen in een bewijsredenering waarbij het Hof heeft volstaan met een verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend. In beginsel is die werkwijze niet in strijd met art. 359, derde lid, Sv.
(...)
5.6.1.
Dat in die werkwijze de redengevende inhoud van een bewijsmiddel - zoals hetgeen een getuige heeft waargenomen of ondervonden, of hetgeen een opsporingsambtenaar heeft gerelateerd omtrent zijn bevindingen - zakelijk wordt samengevat, is op zichzelf niet onverenigbaar met genoemd motiveringsvoorschrift. Daarbij zal uiteraard de redengevend geachte inhoud van het bewijsmiddel geen geweld mogen worden aangedaan. Wel zullen de redengevende feiten en omstandigheden moeten worden onderscheiden van gevolgtrekkingen geheel of ten dele van feitelijke aard - die de rechter aan die feiten en omstandigheden verbindt. Waar met een dergelijke gevolgtrekking wordt volstaan zonder dat de onderliggende redengevende feiten en omstandigheden worden opgenomen, is aan het wettelijk motiveringsvereiste niet voldaan. In dit verband moet ook worden benadrukt dat het bij deze werkwijze noodzakelijk is dat de verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de redengevende feiten en omstandigheden zijn ontleend, zo nauwkeurig is dat kan worden beoordeeld of de bewezenverklaring in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen en of de samenvatting geen ongeoorloofde conclusies of niet redengevende onderdelen inhoudt dan wel of het bewijsmiddel niet is gedenatureerd.
5.6.2.
Terzijde zij hier opgemerkt dat een bewijsmotivering in de vorm van een bewijsredenering als de onderhavige het gevaar in zich bergt dat niet alle onderdelen van de bewezenverklaring genoegzaam worden gemotiveerd, doordat die redenering te zeer wordt afgestemd op hetgeen de verdachte tegen het hem gemaakte verwijt heeft ingebracht. (...)”
3.3.1
In het licht van wat onder 3.2 is vooropgesteld, heeft het hof de bewezenverklaring van feit 2 niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Daarbij neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat:
(i) de bewijsvoering in het door het hof bevestigde vonnis in belangrijke mate steunt op “conclusies” die zijn getrokken “uit de telefoongesprekken die de verdachten voorafgaand aan en na het binnenvallen van de plantage voeren”, zonder zakelijke samenvatting van de redengevende inhoud van de telefoongesprekken waaraan het die “conclusies” heeft ontleend;
(ii) het hof die bewijsvoering in de aanvulling op het arrest - die, gelet op hetgeen het hof in het arrest heeft overwogen in zijn “Aanvullende bewijsoverwegingen” met betrekking tot de criminele organisatie (zoals hiervoor weergegeven onder 2.2.3), slechts bewijsmiddelen ten aanzien van de criminele organisatie bevat - niet alsnog heeft voorzien van een dergelijke samenvatting, terwijl het daarin evenmin de overige in het arrest genoemde “aanvullende” bewijsmiddelen heeft opgenomen.
3.3.2
De cassatiemiddelen zijn in zoverre terecht voorgesteld.
3.4.1
De cassatiemiddelen klagen verder dat de bewezenverklaring van het onder 1 en 3 tot en met 7 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd in het licht van de motiveringseisen die gelden bij toepassing van de zogenoemde Promis-werkwijze.
3.4.2
De cassatiemiddelen slagen ook in zoverre. De Hoge Raad neemt daarbij mede in aanmerking dat de bewijsvoering ook ten aanzien van het onder 3 tot en met 7 tenlastegelegde in belangrijke mate steunt op “conclusies” die zijn getrokken “uit de telefoongesprekken die de verdachten voorafgaand aan en na het binnenvallen van de plantage voeren”, zonder zakelijke samenvatting van de redengevende inhoud van de telefoongesprekken waaraan het die “conclusies” heeft ontleend. De Hoge Raad neemt voorts ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde in aanmerking dat het hof in de “Aanvulling bewijsmiddelen” weliswaar aanvullende bewijsmiddelen heeft opgenomen, maar daarbij heeft volstaan met het opsommen van de data en vindplaatsen in het procesdossier van in totaal ruim vierhonderd tapgesprekken en sms-berichten en het daarbij als bijlagen voegen van kopieën van schriftelijke weergaven van een deel van die tapgesprekken, zonder een zakelijke samenvatting te geven van de redengevende inhoud van die tapgesprekken en sms-berichten.
3.5
Ten aanzien van het onder 8 tot en met 10 bewezenverklaarde - kort gezegd inhoudende dat de verdachte samen met één of meer anderen (bedrijfsmatig) ruim 1.800 hennepstekken, 21 gram hennep, een stroomstootwapen en een gasdrukpistool aanwezig dan wel voorhanden heeft gehad in zijn woning - falen de klachten. Gelet op wat de bewijsvoering inhoudt - onder meer betrekking hebbend op wat in de processen-verbaal van de politie is gerelateerd over het aantreffen van de hennepstekken, hennep en wapens tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte, over de technische eigenschappen van de wapens - en gelet op wat in de bewijsmotivering is overwogen over het achterwege blijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte over de aanwezigheid van die wapens, is de verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de redengevende feiten en omstandigheden zijn ontleend voldoende eenduidig en nauwkeurig om te kunnen beoordelen dat de bewezenverklaring in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewezenverklaring van de feiten 8 tot en met 10 is dan ook toereikend gemotiveerd. De cassatiemiddelen falen derhalve in zoverre.

4.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

4.1
De beoordeling door de Hoge Raad van het eerste en het achtste cassatiemiddel heeft als uitkomst dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4.2
Gelet op het feit dat de uitspraak van het hof zal worden vernietigd wat betreft de beslissingen over het onder 1 tot en met 7 tenlastegelegde en de strafoplegging, is bespreking van het tweede tot en met het vierde en het zevende cassatiemiddel niet nodig.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tot en met 7 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 mei 2020.