Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
26 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in hennepstekken en van bedrijfsmatige teelt van een grote hoeveelheid hennep. De zaak was eerder behandeld door de rechtbank, die tot een bewezenverklaring was gekomen. De advocaat van de verdachte, E.E.W.J. Maessen, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarin werd geklaagd over de motivering van de bewezenverklaring, met name in het licht van de motiveringseisen die gelden bij de toepassing van de zogenoemde Promis-werkwijze.
De Hoge Raad oordeelde dat de cassatiemiddelen slagen. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het hof. De Hoge Raad stelde vast dat het hof in zijn motivering voor een groot deel volstond met gevolgtrekkingen zonder voldoende onderbouwing van de feiten en omstandigheden die aan deze gevolgtrekkingen ten grondslag lagen. Dit betrof niet alleen ondergeschikte onderdelen van de bewezenverklaarde feiten, maar belangrijke aspecten van de rol van de verdachte in de tenlastegelegde feiten.
Door de gebrekkige motivering kon niet worden nagegaan of de bewezenverklaring op de gebezigde bewijsmiddelen kon worden gebaseerd. De Hoge Raad vernietigde daarom het arrest van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Deze uitspraak heeft ook samenhang met andere zaken die eerder zijn behandeld.