9.21uur: bloedglucosewaarde 4,1 mmol/1.
In het ziekenhuis waren de glucosewaarden de eerste dagen ook zeer wisselend.
24/11/15: 20.06u 3.5 (extra glucose toegediend)
+/-22.00U 2.3 (extra glucose toegediend)
24.00U 8.4
25/11/15: 4.00u: 3.2 (extra glucose toegediend)
5.00u: 4.2 (extra glucose toegediend)
(...).
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (als bijlage op pagina 166 e.v. van het proces-verbaal genummerd 2015454974) voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als verklaring van [getuige 1]:
We hebben deze meneer (hof: bedoeld wordt aangever [slachtoffer]) aangetroffen in een hypo. We hebben hem bijgekregen door glucose toe te dienen via een infuus. Wat ik me herinner is dat hij heel bleek was, zweterig en nog op bed lag en daarnaast dat hij een laag bloedsuikergehalte had. Door de toediening van glucose kwam hij weer bij. Hij kwam toen bij maar was nog wel verward.
De partner is meegegaan in de ambulance. Ze heeft nog verteld dat ze in de zorg werkte. Zij heeft niet aangestuurd op zaken waar ik en collega [betrokkene 1] specifiek naar moesten kijken.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op pagina 199-210 van het proces-verbaal genummerd 2015454974) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik weet dat je insuline voor het eten moet spuiten. Insuline zorgt dat de bloedsuikers op peil blijven. Als je suikerpatiënt bent heb je een probleem met de alvleesklier. De alvleesklier maakt niet genoeg suikers aan en daarom moet je bij spuiten. Als je dat niet doet krijg je klachten. Voor beiden is een heel rijtje aan klachten. Ik heb ze wel geleerd. Als iemand geen suikerziekte heeft en toch insuline toegediend krijgt dan zal die bloedsuiker te laag worden, dan maak je teveel suikers aan. Je kunt zweterig worden je wordt duizelig. Als het nog lager wordt dan kun je volgens mij in coma raken.
(p. 208)
Ik heb bij [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) insuline ingespoten. Ik wilde dit doen omdat ik niet steeds wilde dat hij met haar zat te appen. Ik dacht hij moet een beetje suffig blijven zodat hij niet meer kan appen.
Die ene pen van die bewoner, die had ik bij mij toen ik thuis was. Het waren meerdere pennen. Ongeveer een maand daarvoor heb ik die mee naar huis genomen. Die had ik verstopt in de kast in de douche. Het was die zaterdag op zondagnacht (het hof begrijpt: de nacht van 22 op 23 november 2014). Hij lag heel diep te slapen. Ik denk dat het midden in de nacht was, zo rond 02.00 uur. Ik heb toen die pen gepakt. Ik ben het bed uitgegaan en heb de spuit uit de kast gehaald en heb toen de spuit in zijn kont gestoken. Dit gebeurde door zijn onderbroek heen.
6. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 22 juni 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)
Ik vond dat hij er die maandagmorgen niet goed uitzag, zijn mond hing scheef. Ik dacht aan een combinatie van de insuline en een beroerte. Ik moest hulp halen. Het ambulancepersoneel heeft gelijk bloed geprikt en zag dat de glucosewaarde 1.6 was. Daarna hebben ze glucose toegediend. Ik heb niet tegen het ambulancepersoneel gezegd dat ik insuline bij hem had ingespoten. Ik heb niets tegen het ambulancepersoneel over hem verteld.
(...).
Ik kende de risico’s. Ik ken iemand die dat gebruikt voor het sporten. Hij doet aan bodybuilding. U houdt aan mij voor dat ik verklaard heb dat ik op het idee gekomen ben doordat ik op internet had gelezen dat iemand zijn kind had ingespoten met insuline en dat dat kind toen “de weg kwijt was”. Dat klopt wel en zo ben ik inderdaad op het idee gekomen.
Ik had wel veel ervaring met het toedienen van insuline aan diabetespatiënten. De één heeft meer nodig dan de ander. Hoe lichter de diabetes hoe minder insuline er nodig is. Langwerkende insuline gebruik je voor de nacht en kortwerkende gebruik je rond etenstijd.
Ik ben jarenlang werkzaam geweest als verzorgende Individuele Gezondheidszorg in de ouderenzorg en heb vaker insuline toegediend aan patiënten. Ik handelde daarbij wel altijd in opdracht van een arts en heb ook altijd een door de betreffende arts tevoren aangegeven hoeveelheid ingespoten bij een patiënt. Ik heb daarin nooit zelfstandig gehandeld.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid , aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapportage in opdracht van de rechtercommissaris, van 26 september 2016, van rapporteur dr. J.D. Banga, internist, zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)
Bij [slachtoffer] is op 24 november 2014 bij een bloedmeting een glucosewaarde van 1,6 mmol/l geconstateerd. De oorzaak wordt geduid als exogeen. Is een andere oorzaak dan toedienen van insuline uit te sluiten?
Andere oorzaken dan toedienen van exogeen insuline zijn uit te sluiten, door het zeer uitgebreide onderzoek dat werd ingezet tijdens zijn opname in de Isala Klinieken. Uit het totaal van gegevens blijft maar één mogelijke oorzaak over: aanhoudende hypoglycaemie ten gevolge van hoge dosering(en) exogeen toegediende insuline.
Kan hieruit worden afgeleid dat de bij de eerste meting gemeten 1,6 mmol/l niet het dieptepunt zou zijn geweest op het moment dat niet medisch was ingegrepen?
De meting van 1.6 mmol/l (meting rond 7 uur door ambulancepersoneel) zou in geval dat er niet medisch was ingegrepen mogelijk niet het dieptepunt zijn geweest, en op zijn minst zou de hypoglycémie langer aangehouden hebben. Dit is af te leiden uit de later tijdens opname gemeten lage glucosewaarden, ondanks de in die episode meermalen toegediende glucose. Dit past bij een depot-effect dat optreedt wanneer een hoeveelheid insuline nog als een vloeistofbel op de injectieplaats als een soort stuwmeer aanwezig is en waaruit over een episode langer dan een etmaal nog insuline vrijkomt in de bloedsomloop. De klachten die de heer [slachtoffer] in de loop van de zondag 23 november heeft gehad, passen bij een aanhoudende hypoglycémie (en mogelijk waarden lager dan 1.6 mmol/l). Hij was die zondag “erg wankel op zijn benen en voelde zich beroerd en moe”. Het ontstaan van symptomen is een glijdende schaal. Bij waarden van 1-2 mmol/l kunnen convulsies en coma optreden. Bij aanhoudende ernstige hypoglycémie met glucosewaarden lager dan 1 mmol/l kan blijvende hersenschade optreden.
(...)
Geeft het onderzoek de deskundige aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen?
Tijdlijn: De tijdlijn van geobserveerde lage bloedsuikerwaarden suggereert dat de toegediende hoeveelheid insuline (veel) meer is geweest dan 6-8 eenheden en dat er sprake is geweest van depotwerking. De heer [slachtoffer] zou op zondag 23 november 2014 om 02.00 uur zijn ingespoten. Ruim een etmaal later, namelijk 29 uur later, op maandagochtend 24 november rond 7 uur, is hij niet wekbaar en wordt bij hem door het ambulancepersoneel een bloedglucosewaarde van 1.9 mmol/1 (het hof begrijpt en leest: 1.6 mmol/1) gemeten.
(...).”
2.3.1Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt in:
“Voor zover sprake is van opzet of voorwaardelijk opzet dan is sprake van vrijwillige terugtred gezien de handelingen welke [verdachte] heeft verricht (...), te weten het bellen van de ambulance en het eten wat zij hem gegeven had.”
2.3.2Het hof heeft het aangevoerde als volgt verworpen:
“Vrijwillige terugtred
Het hof stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Het hof stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte welbewust insuline bij aangever heeft geïnjecteerd en hierbij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Pas toen verdachte op maandagochtend - ruim een dag na toediening van de insuline - zag dat het niet goed ging met aangever heeft zij de ambulance gebeld. Zij heeft geen nadere informatie over aangever aan de ambulancebroeders gegeven en verzwegen dat zij aangever heimelijk geïnjecteerd had met insuline. Dat men al snel kon constateren dat de glucosewaarden in het bloed erg laag waren en hiernaar gehandeld heeft, is niet te danken aan verdachte. Het optreden van verdachte in deze, namelijk het enkel bellen van 112, kan niet worden beschouwd als een naar aard en tijd geschikte gedraging om het intreden van het gevolg -het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel- te beletten. Juist het (tijdig) verstrekken van informatie over de insulinetoediening was essentieel om adequaat medisch handelen mogelijk te maken en te bevorderen. Van vrijwillige terugtred door de verdachte is derhalve geen sprake geweest. De door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheid dat verdachte aangever nog wat te eten heeft gegeven voordat hij meeging met de ambulance, brengt het hof niet tot een ander oordeel.”