ECLI:NL:HR:2020:89

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
18/03507
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van beschikking inzake beslag ex art. 94 Sv en art. 94a Sv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2018. De zaak betreft een klaagschrift van de klager, die zich verzet tegen een beslag op een geldbedrag in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar verduistering. De klager, geboren in 1966, heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat W.H. Jebbink. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de beschikking van de rechtbank innerlijk tegenstrijdig is. Enerzijds heeft de rechtbank overwogen dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen de opheffing van het beslag, terwijl anderzijds is gesteld dat er geen strafvorderlijk belang bestaat. Deze tegenstrijdigheid is door de Hoge Raad als onverenigbaar beoordeeld. De overige overwegingen van de rechtbank bieden onvoldoende basis om deze tegenstrijdigheid te verhelpen. De Hoge Raad heeft daarom de beschikking vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van consistentie in de motivering van rechterlijke beslissingen, vooral in zaken die betrekking hebben op beslaglegging. De Hoge Raad heeft ook opgemerkt dat bij terugwijzing de rechtbank gebonden is aan het oordeel van de strafrechter over het al dan niet aanwezig zijn van een strafvorderlijk belang. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in aanwezigheid van de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03507 B
Datum21 januari 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2018, nummer RK 17/8291, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de beschikking innerlijk tegenstrijdig is, althans onbegrijpelijk en/of niet toereikend gemotiveerd.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2020.