ECLI:NL:HR:2020:888
Hoge Raad
- Cassatie
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake vennootschapsbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 maart 2019, nr. 18/00029. Dit hoger beroep was ingesteld door de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/4459) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting, de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente en de beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De Hoge Raad heeft het middel dat door belanghebbende is voorgesteld beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren L.F. van Kalmthout en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.