ECLI:NL:HR:2020:85

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
19/00047
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen witwassen door criminele organisatie met oplichting van banken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1955, was betrokken bij een criminele organisatie die geldbedragen, verkregen uit oplichting van banken, heeft witgewassen. Dit gebeurde door de gelden te sluizen naar verschillende rekeningen in binnen- en buitenland, contante opnames te doen en goudstaven aan te schaffen, waarbij valselijke papieren werden opgemaakt. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte wist dat de op zijn bankrekeningen gestorte geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren en of zijn opzet daarop was gericht. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, maar verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste middel niet tot cassatie kon leiden, terwijl het tweede middel, dat betrekking had op de redelijke termijn in de cassatiefase, gegrond werd verklaard. Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, verbond de Hoge Raad hier geen rechtsgevolg aan. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/00047
Datum21 januari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 18 juli 2018, nummer 23/003302-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van ’t Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes maanden en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2020.