Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
9 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 november 2018. De verdachte, geboren in 1986, was betrokken bij een winkeldiefstal waarbij sloffen sigaretten uit het kantoorgedeelte van een supermarkt werden weggenomen. De centrale vraag in deze zaak was of er sprake was van voltooide diefstal of een poging, aangezien de sigaretten zich nog in de winkel bevonden op het moment van de diefstal.
Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat I.A. Groenendijk. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.