In deze zaak heeft [eiseres] Holding B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof van 27 november 2018. De zaak betreft het ontslag van een bestuurder van een besloten vennootschap, waarbij de algemene vergadering van aandeelhouders het ontslag heeft uitgesproken zonder kennis te nemen van de raadgevende stem van de bestuurder. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 mei 2020 geoordeeld dat het ontslagbesluit vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 BW, maar niet nietig op basis van artikel 2:14 BW. Dit betekent dat het ontslag weliswaar kan worden vernietigd, maar dat het niet automatisch ongeldig is. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] Holding over het oordeel van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] Holding veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.