ECLI:NL:HR:2020:807

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
18/05511
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid bij instorten van silo en waardering deskundigenbericht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseressen] tegen [verweerster] B.V. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid voor het instorten van een silo, waarbij de vraag centraal staat of het instorten is veroorzaakt door het bezwijken van de bevestiging van de mixer. De Hoge Raad heeft de motiveringsklachten van [eiseressen] beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, omdat de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van [eiseressen], die zijn veroordeeld tot betaling van € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van [verweerster]. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en ondertekend door de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/05511
Datum24 april 2020
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [eiseres 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
EISERESSEN tot cassatie,
hierna gezamenlijk in enkelvoud: [eiseressen] ,
advocaat: B.T.M. van der Wiel,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster] ,
advocaat: D.M. de Knijff.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/01/243531/HA ZA 12-180 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 mei 2012 en van de rechtbank Oost-Brabant van 28 augustus 2013, 18 september 2013, 11 februari 2015, 11 maart 2015 en 1 juni 2016;
het arrest in de zaak 200.201.913/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 september 2018.
Wopereis heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiseressen] mede door L.V. van Gardingen en J.H.G. Hordijk, en voor [verweerster] mede door M. den Besten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
24 april 2020.