Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die in een vrachtwagencabine in Breda betrokken was bij een dodelijke steekpartij. De verdachte had zich beroepen op noodweer(exces) na een conflict waarbij hij door het latere slachtoffer met blote vuisten werd geslagen. Het hof had geoordeeld dat de verdachte niet in proportie had gehandeld door een diepe steekwond toe te brengen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over deze beoordeling van het hof onderzocht. De eerste klacht betrof de proportionaliteit van het gebruik van geweld, waarbij de verdachte aanvoerde dat zijn reactie op de vuistslagen gerechtvaardigd was. De tweede klacht betrof de hevige gemoedsbeweging die volgens de verdachte aanwezig zou zijn geweest, maar het hof had geoordeeld dat deze niet aannemelijk was. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat er geen noodzaak was om verder te motiveren. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.