Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 april 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft Van [de man] cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 augustus 2018. De Hoge Raad heeft de klachten over dit arrest beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De zaak betreft de verdeling van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, waarbij ook overgeslagen goederen aan de orde zijn. De Hoge Raad heeft verwezen naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Zutphen en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leiden, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van Van [de man] verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.
Het arrest is gewezen op 17 april 2020 en is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekte tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van Van [de man] schriftelijk heeft gereageerd.