ECLI:NL:HR:2020:721

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
18/04958
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en verdeling ontbonden huwelijksgoederengemeenschap in cassatie

In deze zaak heeft Van [de man] cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 augustus 2018. De Hoge Raad heeft de klachten over dit arrest beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De zaak betreft de verdeling van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, waarbij ook overgeslagen goederen aan de orde zijn. De Hoge Raad heeft verwezen naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Zutphen en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leiden, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van Van [de man] verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Het arrest is gewezen op 17 april 2020 en is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekte tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van Van [de man] schriftelijk heeft gereageerd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/04958
Datum17 april 2020
ARREST
In de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: Van [de man],
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [de vrouw],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/06/125527/ HA ZA 11-862 van de rechtbank Zutphen van 11 januari 2012, 14 maart 2012 en 12 december 2012 en van de rechtbank Gelderland van 3 juli 2013;
de arresten in de zaak 200.158.293 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 november 2014 en 28 augustus 2018.
Van [de man] heeft tegen het arrest van het hof van 28 augustus 2018 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [de vrouw] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Van [de man] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
17 april 2020.