ECLI:NL:HR:2020:68
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake herziening belastingzaak
In deze zaak heeft belanghebbende, een persoon woonachtig te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019. Deze uitspraak betrof een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van het Hof van 3 december 2013. De zaak is geregistreerd onder de nummers 17/01125 tot en met 17/01128. De belanghebbende heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 17 januari 2020 door de vice-president G. de Groot, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.