ECLI:NL:HR:2020:638

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
18/04945
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanzetten tot gewelddadig optreden tijdens demonstratie tegen Armeniërs in Almelo

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1965, was als spreker betrokken bij een demonstratie op 1 juni 2014 in Almelo, waar hij tijdens zijn toespraak de woorden "Karabach zal het graf van de Armeniërs worden" scandeerde. Het gerechtshof had geoordeeld dat deze uitlatingen het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen Armeniërs wegens hun ras opleverden, en dat de verdachte opzet had om dit te bewerkstelligen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de bewezenverklaring voldoende met redenen was omkleed. De verdachte had in zijn cassatiemiddel onder andere aangevoerd dat de bewezenverklaring onvoldoende was onderbouwd, maar de Hoge Raad verwierp deze klachten. De zaak is van belang voor de interpretatie van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht, dat het aanzetten tot haat en geweld tegen personen op basis van ras strafbaar stelt. De Hoge Raad concludeerde dat de uitlatingen van de verdachte niet anders konden worden opgevat dan gericht tegen alle Armeniërs, en dat de context van de demonstratie en de wijze van uiten van de woorden een gewelddadige lading met zich meebrachten. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de veroordeling van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04945
Datum14 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 november 2018, nummer 21/001620-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, voor zover is bewezenverklaard dat de verdachte “heeft aangezet tot gewelddadig optreden tegen personen van Armeense afkomst wegens hun ras”.
2.2.1
In het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank is, overeenkomstig de tenlastelegging, ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op tijdstippen op 1 juni 2014 te Almelo, in het openbaar, te weten tijdens een openbare demonstratie op de openbare weg, het Rembrandtveld gelegen aan de Rembrandtlaan, mondeling, als spreker tijdens die demonstratie ten overstaan van publiek heeft aangezet tot gewelddadig optreden tegen personen van Armeense afkomst wegens hun ras, immers heeft hij, verdachte, toen en daar gescandeerd de woorden “Karabağ Ermeniye mezar olacak” (vertaald in het Nederlands: Karabach zal het graf van de Armeniërs worden).”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 maart 2017, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik ben voorzitter van de Nederlandse Azerbeidjaanse Turkse Culturele Vereniging.
Met betrekking tot de voorbereiding van de demonstratie heb ik het podium en het geluidsysteem geregeld en heb ik bewerkstelligd dat er mensen naar die bijeenkomst zouden komen. Ik heb op 1 juni 2014 op het Rembrandtveld, gelegen aan de Rembrandlaan in Almelo, opgetreden als spreker tijdens een openbare demonstratie ten overstaande van publiek. Ik heb vanaf een podium door middel van een microfoon de demonstranten toegesproken. Ik heb een strofe van een gedicht voorgedragen. Daarna heb ik mijn eigen verhaal gehouden. Ik heb de woorden ‘Karabağ Ermeniye mezar olacak’, vertaald in het Nederlands ‘Karabach zal het graf van de Armeniërs worden’, geuit. De demonstranten hebben mijn woorden herhaald. Ik sta nog steeds achter de woorden die ik heb gezegd. Tijdens de demonstratie speelde de Mehter muziek. Dat is een folkloristische band in traditionele bijpassende klederdracht.
Het geschrift, zijnde een aanvraag voor een demonstratie, van 22 april 2014, pagina 40, onder meer inhoudende:
De Armeens Apostolische Kerk in Almelo heeft de intentie om a.s. donderdag een monument te onthullen op het terrein van de kerk, men noemt het Armeens Genocide Monument. De Turks‑Nederlandse gemeenschap is van mening dat het begrip genocide in de benaming van het monument niet zal bijdragen aan de harmonie in de samenleving en in het bijzonder in Almelo. Wij willen aandacht vragen voor deze kwestie door middel van tweetal vreedzame betogingen in Almelo.
Bij de aanvraag was een visitekaartje gevoegd van de voorzitter van de Nederlandse Azerbeidjaanse Turkse Culturele Vereniging, [verdachte] .
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 3 maart 2017, betreffende beelden van de in onderhavig dossier opgenomen CD/DVD genaamd “beelden onderzoek Grutto”, onder icoon getiteld ‘Opname I - Filmpje [...]’ vanaf moment 08.50 tot 09.50, onder meer inhoudende:
Het fragment waarop is te zien en te horen dat verdachte bij herhaling en met stemverheffing de ten laste gelegde woorden roept naar de demonstranten.
Het proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangever 1] , van 30 juni 2014, pagina 49, 50, 52, 53, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van aangever:
Ik doe aangifte namens de Federatie Armeense Organisaties Nederland, het Nederlands Armeens Comité voor Rechtvaardigheid en Democratie en namens mijzelf ter zake discriminatie. De demonstratie op 1 juni 2014 in Almelo heeft mij als persoon maar ook andere Armeense mensen angst aangejaagd omdat de demonstratie aanzet tot haat tegen de Armeense bevolking. De demonstratie kwam op mij als bedreigend over en tevens ben ik ook in mijn eer aangetast.
De context was door de organisatoren en demonstranten kennelijk bewust gekozen en moest trots op de gepleegde misdaden uit die tijd uitspreken en ook moest intimidatie uitgaan richting de slachtoffers resp. de Armeniërs van nu. Alle uitspraken dienen in die context te worden beoordeeld. Als voorbeeld zij vermeld de vanuit de organisatie voorgesproken en door de aanwezigen meegescandeerde tekst ‘Karabag wordt het graf van de Armeniër’.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 27 juni 2014, pagina 57-59, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van aangever:
Ik ben voorzitter van de Federatie Armeense Organisaties Nederland. Ik doe aangifte ter zake discriminatie namens de Federatie en de Stichting Het Nederlands Armeens Comité voor Rechtvaardigheid en Democratie.
Het proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangever 3] , van 13 juni 2014, pagina 62, 64, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van aangever:
Hierbij doe ik aangifte van belediging van een groep mensen wegens hun afkomst en het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld.
Vanaf het door de organisatie ingestelde podium werd onder meer de leus ‘Karabach zal het graf van de Armeniër worden’ geroepen. Deze leus werd door een aanzienlijk deel van de aanwezige demonstranten herhaald. Tevens was een band aanwezig die Ottomaanse muziek speelde en gekleed was in Ottomaanse militaire kledij. Voor mensen van Armeense afkomst was de demonstratie an sich, maar tevens de manier waarop hier inhoud aan werd gegeven, zeer grievend en angstaanjagend.”
2.2.3
Het hof heeft, door het vonnis van de rechtbank te bevestigen, ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“4.1 Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en dienen op grond van de wettige bewijsmiddelen als uitgangspunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 24 april 2014 is op het terrein van de Armeense kerk te Almelo een monument onthuld ter nagedachtenis aan wat de Armeniërs “de Armeense genocide” noemen. Hierna zal worden gesproken over “de kwestie van de Armeense genocide”. De rechtbank merkt nadrukkelijk op dat het geenszins de bedoeling is, met de keuze voor deze terminologie een oordeel te geven of een standpunt in te nemen.
Op 1 juni 2014 vond op het Rembrandtveld, gelegen aan de Rembrandtlaan te Almelo, een demonstratie plaats. Uit de brief van de gemeente Almelo van 27 mei 2014 blijkt dat in de door de Stichting Turks Islamitische Culturele Federatie aan de gemeente verstrekte kennisgeving van de demonstratie staat vermeld dat de demonstratie gehouden zal worden om aan te geven dat de benaming ‘Armeens Genocide Monument’ niet zal bijdragen aan de harmonie in de samenleving en in het bijzonder in Almelo. Bezoekers, afkomstig uit diverse plaatsen in Nederland, werden met onder meer bussen vervoerd naar het Rembrandtveld. Naar schatting zijn ongeveer 4.000 personen, hoofdzakelijk van Turkse afkomst, aanwezig geweest bij deze demonstratie. Diverse bezoekers droegen Turkse vlaggen, enkelen van hen droegen spandoeken of borden met leuzen zoals “wij wensen in Almelo geen haatzaaiend monument”, “Let op. Srebrenica genocide zijn wij niet vergeten”, “Kom met bewijzen, anders zwijg” en “De Armeense oplichter”. Voorafgaand en gedurende de demonstratie speelde de Mehter, een militaire muziekband gekleed in traditionele Ottomaanse klederdracht, muziek, waaronder een drietal marsen. Diverse sprekers, onder wie verdachte, hebben de demonstranten vanaf een podium en met behulp van een microfoon toegesproken.
Verdachte is voorzitter van de Nederlandse Azerbeidjaanse Turkse Culturele Vereniging.
Hij stond als contactpersoon gedurende de demonstratie geregistreerd bij de gemeente Almelo en heeft een aandeel gehad in de voorbereiding van de demonstratie.
Nadat [betrokkene 1] een deel van een gedicht heeft voorgelezen, heeft verdachte het woord gekregen en een tweede deel van dat gedicht vanaf het podium en met gebruik van een microfoon voorgedragen aan de menigte. Daaropvolgend heeft verdachte de volgende woorden geuit:
Karabağ Turktür, Türk kalacak,
Karabağ Ermeniye mezar olacak,
Karabağ Turktür, Türk kalacak,
Karabağ Ermeniye mezar olacak,
welke woorden in het Nederlands vertaald betekenen:
Karabach is Turks, zal Turks blijven,
Karabach zal het graf van de Armeniërs worden,
Karabach is Turks, zal Turks blijven,
Karabach zal het graf van de Armeniërs worden.
Telkens na de woorden ‘Karabach is Turks, zal Turks blijven’ hebben de demonstranten deze woorden herhaald. Aan het eind hebben de demonstranten geroepen: “Allahu ekber- Tekbir - Allahu ekber”, wat in het Nederlands betekent: God is de grootste-God is de grootste-God is de grootste.
(...)
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Toetsingskader
De tenlastelegging behelst het door verdachte uitspreken van de woorden ‘Karabach zal het graf van de Armeniërs worden’.
Primair is dit ten laste gelegd als het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld zoals bedoeld in artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel stelt strafbaar degene die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap.
Subsidiair zijn de uitlatingen van verdachte ten laste gelegd als groepsbelediging zoals bedoeld in artikel 137c Sr. Volgens dit artikel is strafbaar degene die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap.
Voor bewezen verklaring van het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde feit moet zijn voldaan aan een aantal, deels gelijkluidende bestanddelen, die hierna ieder afzonderlijk zullen worden besproken.
4.4.1
Openbaar en mondeling
Verdachte heeft de woorden ‘Karabach zal het graf van de Armeniërs worden’ mondeling geuit tijdens een demonstratie die door duizenden mensen werd bijgewoond en waar eveneens diverse audiovisuele mediadiensten bij aanwezig waren, vanaf een podium en met gebruik van een microfoon. Daaruit blijkt reeds dat verdachte deze woorden mondeling en in het openbaar heeft geuit en dat hij ook de opzet had op deze openbaarheid.
4.4.2
Ziet de uitlating op ‘ras’ in de zin van artikel 137c en 137d Sr?
Bij deze beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Gelet op de Memorie van Toelichting bij de implementatie van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie uit 1966 (IVUR), moet het begrip ‘ras’ worden uitgelegd naar de kennelijke strekking van artikel 1 IVUR. In artikel 1, eerste lid, IVUR wordt onder ‘rassendiscriminatie’ verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ‘ras’, ‘huidskleur’, ‘afkomst’ of ‘nationale of etnische afstamming’.
Met ‘afkomst’ en ‘nationale of etnische afstamming’ wordt gedoeld op personen die behoren tot een volkenkundig te onderscheiden groep, die een binding hebben met een nationale staat of grondgebied omdat zij afkomstig zijn uit eenzelfde land of streek en (een) gemeenschappelijke geschiedenis, cultuur, taal en/of tradities hebben.
De ten laste gelegde uitlating behelst de term ‘Armeniërs’. Dit zijn personen met de Armeense nationaliteit en etnisch Armenen, zijnde mensen die behoren tot een volkenkundig te onderscheiden groep zoals hierboven uiteengezet. Naar het oordeel van de rechtbank verwijst de door verdachte gebruikte term ‘Armeniërs’ naar de in het IVUR opgenomen kenmerken ‘afkomst’, ‘nationale afstamming’ en ‘etnische afstamming’ en is derhalve sprake van een ‘ras’ in de zin van artikelen 137c en 137d Sr.
Met betrekking tot het standpunt van de verdediging dat verdachte zijn uitlating slechts heeft gericht tegen Armeniërs in Nagorno Karabach en niet tegen alle Armeniërs overweegt de rechtbank als volgt. Deze specifieke bedoeling van verdachte volgt niet uit en staat te veraf van de door verdachte gebezigde bewoordingen (“de Armeniërs”) en vindt ook overigens geen steun in onderhavig dossier. Op basis van hetgeen hiervoor is uiteengezet is de rechtbank van oordeel dat de bewoordingen van verdachte niet anders kunnen worden opgevat dan gericht tegen alle Armeniërs. De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging.
(...)
4.4.4
Het primair tenlastegelegde
Zoals hierboven reeds uiteengezet, is het op grond van artikel 137d Sr onder meer strafbaar om in het openbaar, mondeling aan te zetten tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras of hun godsdienst.
Aanzetten tot
Onder aanzetten tot moet worden begrepen: anderen trachten te bewegen tot iets ongeoorloofds. De strekking van de uiting is daarbij doorslaggevend. Of de uiting ook daadwerkelijk tot een gedraging waartoe is aangezet heeft geleid, is daarbij niet relevant. In de delictshandeling “aanzetten” ligt de opzet besloten. Verdachte heeft in dit verband opgemerkt dat het zijn intentie was om met zijn uitlating de bezetter in Nagorno Karabach te waarschuwen dit grondgebied te verlaten. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte geen steun vindt in de bewijsmiddelen en ook de letterlijke tekst van de uitlating geen ruimte laat voor een dergelijke uitleg.
(...)
- Gewelddadig optreden
Zoals hiervoor reeds uiteengezet heeft verdachte de ten laste gelegde woorden geuit tijdens een demonstratie die door duizenden mensen werd bijgewoond en waar eveneens diverse audiovisuele mediadiensten bij aanwezig waren, vanaf een podium en met gebruik van een microfoon. Op de ter terechtzitting getoonde beelden heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte bij herhaling en met stemverheffing de ten laste gelegde woorden heeft geroepen naar de demonstranten. Hij heeft die woorden aldus gescandeerd en heeft de demonstranten opgejut, daar zij een gedeelte van zijn woorden hebben herhaald. Verdachtes uitlating bevat een duidelijke verwijzing naar de dood. De strekking van de uitlating is naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar gewelddadig. Het standpunt van de verdediging dat sprake is van een vreedzame oproep aan de Armeniërs tot vertrek uit Karabach wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd, niet alleen door de feitelijke bewoordingen van verdachte die geen enkele verwijzing naar een geografische verplaatsing van de Armeniërs behelzen, maar ook door de intensiteit waarmee en de toon waarop deze woorden door verdachte zijn uitgesproken, als ook het gegeven dat verdachte zijn woorden bij herhaling door de menigte liet naschreeuwen. Dat, nadat verdachte zijn woorden heeft gescandeerd, een andere spreker spreekt over de inzet van democratische methoden doet niet af aan de wijze waarop verdachte zich voordien reeds heeft uitgelaten. Dat er nadien ook daadwerkelijk Armeense doden zijn gevallen in Karabach, maakt anders dan de verdediging heeft betoogd - uiteraard niet dat daarmee het strafbare karakter aan de geuite woorden is komen te ontvallen.
De rechtbank overweegt dat onder de gegeven omstandigheden de door verdachte geuite woorden ‘Karabach zal het graf van de Armeniërs worden’ een gewelddadige lading hebben gekregen. De rechtbank acht, mede gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden en het opruiende karakter van de uitlatingen van verdachte, bewezen dat verdachte heeft aangezet tot gewelddadig optreden tegen Armeniërs.
4.4.5
Conclusie
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.”
2.2.4
Het hof heeft voorts het volgende overwogen:
“De raadsman heeft ter zitting van het hof integrale vrijspraak bepleit.
Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verweten uitlatingen objectief moeten worden beoordeeld. Ten eerste valt op dat in de gedane aangiften geen melding wordt gemaakt van deze specifieke in de tenlastelegging vermelde uitlatingen. Ook blijkt uit die aangiften niet dat de aangevers in angst zouden leven als gevolg van de door verdachte gedane uitlatingen. Verder is het volgens de raadsman zo dat verdachte heeft bedoeld te ageren tegen de bezetter van de regio Karabach en niet tegen alle Armeniërs wegens hun ras. Door daaraan de uitleg te geven dat verdachte met zijn uitlatingen heeft bedoeld te zeggen dat alle Armeniërs moeten worden omgebracht, is onterecht sprake van een extensieve interpretatie van zijn woorden, aldus de raadsman. Een dergelijke interpretatie kan, naar de mening van de raadsman, in het strafrecht niet aan de orde zijn en kan evenmin leiden tot een bewezenverklaring omdat er geen (objectieve) steun in het dossier voor aanwezig is.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Verdachte trad als spreker op tijdens een demonstratie die gericht was tegen het monument ter nagedachtenis van de Armeense genocide op het terrein van de Armeense Kerk te Almelo. Het doel waarvoor de demonstratie was aangevraagd en georganiseerd, was dus niet dat er zou worden geprotesteerd tegen de bezetting van het gebied Karabach in Azerbeidzjan. De demonstratie had duidelijk een andere reden en context. Verdachte heeft zijn uitlatingen “Karabach zal het graf van de Armeniërs worden”, eigener beweging en op een door hem zelf gekozen moment gedaan zonder dat daarvoor een directe aanleiding was. Dat zijn uitlatingen anders moeten worden uitgelegd dan gericht tegen de Armeniërs, is een uitleg van de raadsman die geen steun vindt in de feiten. Dat verdachte met zijn uitlatingen uitsluitend zou hebben bedoeld te ageren tegen de bezetting van Karabach en dat zijn uitlatingen aldus moeten worden begrepen, heeft verdachte zelf niet met zoveel woorden verklaard. Ook anderszins is niet gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte zijn uitlatingen exclusief adresseerde aan de bezetter van Karabach. De stelling van de raadsman dat verdachte niet sprak over de Armeniërs, maar over de bezetter, vindt geen steun in het dossier.
Verdachte heeft ter zitting van het hof overigens aangevoerd dat het publiek het initiatief heeft genomen tot het scanderen van de tenlastegelegde woorden en dat hij is meegegaan met het publiek bij het herhalen van die tenlastegelegde bewoordingen.
Uit de ter zitting van het hof getoonde beeld- en geluidsopnamen van het optreden van verdachte tijdens de bijeenkomst in Almelo, is door het hof waargenomen dat verdachte als eerste de woorden “Karabach zal het graf van de Armeniërs worden” in de Turkse taal uitsprak en dat het publiek die woorden vervolgens herhaalde waarop verdachte met gebalde vuist en met stemverheffing dezelfde tekst nogmaals scandeerde en het publiek daar weer op reageerde. Er was daarbij naar het oordeel van het hof sprake van een gezochte en opzwepende interactie door verdachte met het in grote getale aanwezige publiek dat ‘slechts’ was samengekomen om te protesteren tegen het monument tegen de genocide in Armenië.”
2.3
Artikel 137d lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidde ten tijde van het bewezenverklaarde:
“Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”
2.4
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 137d Sr. Daarom moet worden aangenomen dat het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip ‘aangezet tot gewelddadig optreden’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepaling.
2.5
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als spreker tijdens een demonstratie ten overstaan van publiek bij herhaling in de Turkse taal heeft gescandeerd “Karabağ Ermeniye mezar olacak”, welke woorden het hof feitelijk en, mede gelet op de door het hof als bewijs gebruikte verklaring van de verdachte ter terechtzitting, niet onbegrijpelijk heeft opgevat als in de Nederlandse vertaling te luiden: “Karabach zal het graf van de Armeniërs worden” en, evenzeer niet onbegrijpelijk, de betekenis heeft gegeven dat zij zijn gericht tegen alle Armeniërs. Het hof heeft geoordeeld dat deze uitlating van de verdachte naar inhoud en strekking het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen Armeniërs wegens hun ras oplevert en dat zijn opzet hierop was gericht, waarbij het hof ook de in de bewijsoverwegingen nader omschreven context heeft betrokken. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De bewezenverklaring is dan ook naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.6
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, faalt het.

3.Beoordeling van het cassatiemiddel voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 april 2020.