In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 november 2018. Eiser werd in deze procedure bijgestaan door advocaat R.D. Boesveld. Verweerder, ook wonende te [woonplaats], heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend, vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van verweerder. Dit arrest is gewezen op 3 april 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron. De zaak betreft onder andere burenrecht en onrechtmatige daad, met specifieke aandacht voor de verankering van een uitbouw in de muur van het buurhuis, en de uitleg van akten met betrekking tot erfdienstbaarheid en de afstand van de perceelsgrens bij herbouw.