ECLI:NL:HR:2020:591

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
19/00998
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrecht en onrechtmatige daad bij verankering uitbouw woning

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 november 2018. Eiser werd in deze procedure bijgestaan door advocaat R.D. Boesveld. Verweerder, ook wonende te [woonplaats], heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend, vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van verweerder. Dit arrest is gewezen op 3 april 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron. De zaak betreft onder andere burenrecht en onrechtmatige daad, met specifieke aandacht voor de verankering van een uitbouw in de muur van het buurhuis, en de uitleg van akten met betrekking tot erfdienstbaarheid en de afstand van de perceelsgrens bij herbouw.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00998
Datum3 april 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: R.D. Boesveld,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: K. Aantjes.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/16/373612/ HL ZA 14-217 van de rechtbank Midden-Nederland van 8 april 2015 en 6 april 2016;
de arresten in de zaak 200.194.527/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 februari 2018 en 27 november 2018.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 27 november 2018 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
3 april 2020.