ECLI:NL:HR:2020:58

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
19/03388
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag loonheffingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2020 uitspraak gedaan over een beroep in cassatie dat was ingesteld door [A] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 juli 2019. Het hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland met betrekking tot een naheffingsaanslag in de loonheffingen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift, [X], niet de vereiste volmacht had overgelegd om het beroep in te dienen. De griffier van de Hoge Raad had eerder verzocht om een bewijsstuk van de volmacht, maar dit was niet overgelegd. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03388
Datum17 januari 2020
ARREST
op het door [X] te [Z] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden van 9 juli 2019, nr. 18/00428, op het hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/6421) betreffende een naheffingsaanslag in de loonheffingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [A] B.V. te [Z] .
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht heeft om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 19 juli 2019 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgehaald op de afhaallocatie. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2020.