Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
(9 x € 45.959,49 = ) €413.635,41.
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
31 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1978, had in de periode van augustus 2007 tot 28 mei 2009 hennep gekweekt in een woning aan de [b-straat 1] te Westervoort. Het hof had vastgesteld dat de betrokkene uit negen oogsten een wederrechtelijk voordeel had verkregen van € 206.817,71. De betrokkene stelde echter dat hij pas na een jaar in de woning was gaan kweken en dat de schatting van het hof onvoldoende was gemotiveerd.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof over het wederrechtelijk verkregen voordeel niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de door het hof gebruikte getuigenverklaring. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen aan de motivering van schattingen van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt verduidelijkt. De Hoge Raad benadrukt dat de argumenten van de betrokkene serieus moeten worden overwogen en dat de motivering van de schatting voldoende duidelijk moet zijn.