ECLI:NL:HR:2020:554

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
19/04023
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordelingen wegens snelheidsovertredingen met betwisting van handtekeningen en verblijf in het buitenland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2020 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van eerdere veroordelingen van de aanvrager wegens snelheidsovertredingen. De aanvrager was veroordeeld door de kantonrechter in Den Haag op 31 maart 2014 en door de kantonrechter in Rotterdam op 8 april 2015. De aanvrager betwistte de veroordelingen op basis van de stelling dat de handtekeningen op de antwoordformulieren van het CJIB niet door hem waren geplaatst en dat hij zich ten tijde van de snelheidsovertredingen in Spanje bevond.

De advocaat-generaal P.C. Vegter concludeerde dat de aanvraag gegrond was, omdat er nieuwe gegevens waren die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen. De Hoge Raad oordeelde dat de verschillen in handtekeningen en de schriftelijke verklaring van de aanvrager over zijn verblijf in Spanje voldoende waren om de aanvraag tot herziening te honoreren. De Hoge Raad verklaarde de aanvraag gegrond en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe, relevante informatie in herzieningsprocedures en de mogelijkheid voor de Hoge Raad om eerdere uitspraken te herzien op basis van nieuwe feiten die de uitkomst van de zaak zouden kunnen beïnvloeden.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04023 H
Datum31 maart 2020
ARREST
op een aanvraag tot herziening van
a. a) een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 31 maart 2014, nummer 09/176415-13
en
b) een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 8 april 2015, nummer 10/084131-14,
ingediend door S. Wortel, advocaat te Utrecht,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de aanvrager

1.De uitspraken waarvan herziening is gevraagd

De kantonrechter in de rechtbank Den Haag heeft de aanvrager op 31 maart 2014 ter zake van “overtreding van het bepaalde in artikel 62 jo. bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990” veroordeeld tot een geldboete van € 970, subsidiair 19 dagen hechtenis, en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden. De kantonrechter in de rechtbank Rotterdam heeft de aanvrager op 8 april 2015 ter zake van “overtreding van artikel 62 juncto bord A1 van bijlage 1 van het RVV 1990” veroordeeld tot een geldboete van € 1850,-, subsidiair 28 dagen hechtenis, en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat op de antwoordformulieren waarop de aanvrager telkens wordt aangemerkt als de bestuurder van de auto’s ten tijde van de bewezenverklaarde snelheidsovertredingen, handtekeningen staan als zijnde van de bestuurder die daarop niet zijn geplaatst door de aanvrager, en dat de aanvrager zich ten tijde van de op 26 april 2013 en 27 oktober 2013 gepleegde snelheidsovertreding niet in Nederland, maar in Spanje bevond.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

3.1
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraken zal bevelen en de zaken zal verwijzen naar het hof Den Haag, opdat de zaken zullen worden berecht en afgedaan op de wijze als in artikel 472 lid 2 Sv is voorzien.
3.2
De raadsvrouw van de aanvrager heeft daarop schriftelijk gereageerd.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens lid 1, aanhef en onder c, van artikel 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2
Op de door de advocaat-generaal in zijn conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormelde vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag en van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam;
- verwijst de zaken naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaken op de voet van artikel 472 lid 2 Sv opnieuw zullen worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 maart 2020.