ECLI:NL:HR:2020:553

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
19/02657
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake rijden tijdens rijontzegging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2020 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1976, was eerder veroordeeld voor het rijden tijdens een rijontzegging, zoals vastgelegd in artikel 9.1 van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de aanvrager een taakstraf van 30 uren opgelegd, subsidiair 15 dagen hechtenis. De aanvraag tot herziening berustte op de stelling dat de aanvrager achteraf bezien niet bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. Dit leidde tot de conclusie dat de aanvrager niet had kunnen worden veroordeeld voor het besturen van een motorvoertuig gedurende de periode waarin hem die bevoegdheid niet was ontzegd.

De advocaat-generaal G. Knigge concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat het vonnis van de rechtbank Amsterdam vernietigd diende te worden. De Hoge Raad oordeelde dat de door het hof uitgesproken vernietiging van het vonnis met terugwerkende kracht effect had, wat het ernstige vermoeden wekte dat de rechtbank, indien zij op de hoogte was geweest van deze informatie, de aanvrager zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond, vernietigde het eerdere vonnis en sprak de aanvrager vrij van het hem tenlastegelegde.

Deze uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot herziening van eerdere vonnissen, vooral in strafzaken waar de rechten van de verdachte in het geding zijn. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke beslissing genomen die de rechtszekerheid voor de aanvrager herstelt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02657 H
Datum31 maart 2020
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 december 2017, nummer 96/164895-17, ingediend door J.P. Sanchez Montoto, advocaat te 's-Gravenhage,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De politierechter heeft de aanvrager ter zake van “overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994” veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat achteraf bezien aan de aanvrager de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen niet bij rechterlijke uitspraak was ontzegd, zodat de aanvrager in de uitspraak waarvan herziening is gevraagd niet had kunnen worden veroordeeld vanwege het besturen van een motorijtuig gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

3.1
De advocaat-generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2017 zal vernietigen en de aanvrager zal vrijspreken van het tenlastegelegde.
3.2
De raadsman van de aanvrager heeft daarop schriftelijk gereageerd.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens lid 1 aanhef en onder c van artikel 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Op de door de advocaat-generaal in zijn conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv.
4.3
De aanvraag is dus gegrond. Omdat na verwijzing geen ander oordeel mogelijk zal zijn dan dat het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2017 zal worden vernietigd en de aanvrager alsnog van het hem tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, zal deze verwijzing achterwege blijven en zal de Hoge Raad zelf de aanvrager vrijspreken van het hem tenlastegelegde.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan herziening is gevraagd;
- spreekt de aanvrager vrij van het hem tenlastegelegde.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 maart 2020.