Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een conclusie van antwoord, waarnaar de raadsman in zijn onder 3.2.2 vermelde pleitnota heeft verwezen. Deze conclusie van antwoord houdt onder meer in:
“B4. [A] v.o.f.
[betrokkene] stelt vast dat de politie ten onrechte een contant ontvangen bedrag van € 12.500,00 buiten beschouwing heeft gelaten. Ter toelichting merkt [betrokkene] het volgende op.
De politie stelt terecht vast dat het saldo van stortingen/onttrekkingen een bedrag behelst van € 5.342,00 (p. 5146). Uit het rapport bij het jaarverslag over 2009 (p. 5147) volgt dat [betrokkene] in 2009 een uitkoopsom heeft ontvangen van € 12.500,00.
Vermeerderd met het uitbetaalde aandeel in resultaat becijfert de accountant de totale inkomsten van [betrokkene] op € 48.241,00.
De politie laat in een spreadsheet (zie p. 5148) zien dat [betrokkene] in 2009 in totaal € 48.241,00 per bank van [A] heeft ontvangen. Dit is nagenoeg het bedrag dat de accountant aan totale inkomsten heeft berekend. De kennelijke vergissing van de politie zit hierin, dat de politie eraan voorbij is gegaan dat de uitkoopsom geen deel uitmaakt van de inkomsten als weergegeven in de spreadsheet. Het ligt ook niet voor de hand dat dit het geval is geweest, nu de omschrijvingen bij de betalingen nergens vermelden dat de overboeking ziet op “een uitkoopsom”. [betrokkene] constateert dat er wel enkele malen bij een overboeking staat vermeld “terugstorting priveinleg” en “betaling geleend geld”. Voorzover de politie ervan uit zou gaan dat de uitkoopsom met deze posten is verrekend, is dat een uitgangspunt dat niet ondersteund wordt door enig gegeven in het dossier.
[betrokkene] overlegt als bijlage 3 een tussen hem en zijn voormalige vennoot [betrokkene 19] gesloten overeenkomst, waaruit blijkt van een contante uitbetaling van de “uitkoopsom”.
Concluderend: [betrokkene] heeft op rechtmatige wijze in 2009 een bedrag van € 12.500 contant ontvangen waar de politie geen rekening mee heeft gehouden.”