Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
31 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 14 december 2018 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1985, is beschuldigd van medeplegen van poging tot moord en opzetheling van personenauto’s. De feiten zijn als volgt: op klaarlichte dag heeft de verdachte samen met anderen in een woonwijk in Diemen met aanvalsgeweren 34 kogels op een slachtoffer afgevuurd. Dit leidde tot ernstige beschuldigingen onder artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor poging tot moord en artikel 416 Sr voor opzetheling van voertuigen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat B.J.W. Tijkotte. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 31 maart 2020 het beroep verworpen.