ECLI:NL:HR:2020:503

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
18/03689
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen brandstichting, poging tot brandstichting, poging tot oplichting, verduistering in dienstbetrekking en doen van valse aangifte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1963, was betrokken bij meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van brandstichting en poging tot oplichting. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de verdediging verzocht om een nieuw psychologisch onderzoek, maar dit verzoek is door de poortraadsheer afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof verzuimd heeft om op dit verzoek te beslissen, wat in strijd is met de vereisten van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de uitspraak van het hof, wat betekent dat de Hoge Raad de uitspraak gedeeltelijk vernietigt en de zaak terugwijst naar het hof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de strafbaarheid van de verdachte en de strafoplegging. De overige cassatiemiddelen worden niet besproken, omdat de beslissing over het eerste cassatiemiddel voldoende is om de uitspraak te vernietigen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03689
Datum24 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 augustus 2018, nummer 20/003607-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het hof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof niet heeft beslist op een verzoek dat de verdediging op de terechtzitting in hoger beroep heeft gedaan om een psychologisch onderzoek te laten plaatsvinden.
2.2.1
De toelichting op het cassatiemiddel houdt in dat de raadsman van de verdachte voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting - daartoe in de gelegenheid gesteld door de poortraadsheer - een onderzoekswens kenbaar heeft gemaakt, dat die onderzoekswens het verzoek betrof tot het opmaken van een nieuw psychologisch rapport omtrent de verdachte, en voorts dat dit verzoek door de poortraadsheer is afgewezen.
2.2.2
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte daar onder meer het volgende aangevoerd:
“Cliënt heeft in de bijlage bij mijn pleitnotities geprobeerd om duidelijk onder woorden te brengen wat hem heeft bewogen. Hij zegt zich momenteel beter te kunnen uiten dan in een eerdere levensfase. Hij zegt zelf dat hij nu in staat is om zijn beslissingen beter en rustiger te overdenken en zich te uiten, al blijft dat moeilijk voor cliënt.
Ik herhaal het verzoek een nieuw psychologisch onderzoek te laten plaatsvinden. Ik heb er geen bezwaar tegen als het hof bij tussenarrest op dat verzoek beslist; dat hoeft niet hangende de terechtzitting.”
2.3
Het verzoek dat de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft gedaan, is een verzoek tot het benoemen van een deskundige als bedoeld in artikel 315 in samenhang met artikel 328 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist. Op een ter terechtzitting gedaan verzoek als bedoeld in artikel 315 in samenhang met artikel 328 Sv dient te worden beslist door de rechter die met de behandeling van de zaak ter terechtzitting is belast. Noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch de uitspraak van het hof houdt een beslissing in op dit verzoek. Dat verzuim heeft op grond van artikel 330 in samenhang met artikel 415 Sv nietigheid tot gevolg.
2.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de overige cassatiemiddelen niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de strafbaarheid van de verdachte en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het hof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 maart 2020.