Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
24 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1963, was betrokken bij meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van brandstichting en poging tot oplichting. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de verdediging verzocht om een nieuw psychologisch onderzoek, maar dit verzoek is door de poortraadsheer afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof verzuimd heeft om op dit verzoek te beslissen, wat in strijd is met de vereisten van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de uitspraak van het hof, wat betekent dat de Hoge Raad de uitspraak gedeeltelijk vernietigt en de zaak terugwijst naar het hof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de strafbaarheid van de verdachte en de strafoplegging. De overige cassatiemiddelen worden niet besproken, omdat de beslissing over het eerste cassatiemiddel voldoende is om de uitspraak te vernietigen.