Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Utrecht,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak hebben de verzoeksters, bestaande uit drie besloten vennootschappen, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder een verzoek tot faillietverklaring van de verzoeksters afgewezen, waarbij het ging om een situatie met een pluraliteit van schuldeisers. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en het arrest van het hof, waarin de verzoeksters niet in het gelijk zijn gesteld. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeksters beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het beroep wordt verworpen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De beslissing van de Hoge Raad is op 20 maart 2020 openbaar uitgesproken.