ECLI:NL:HR:2020:475

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
19/03092
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek inzake faillietverklaring met meerdere schuldeisers

In deze zaak hebben de verzoeksters, bestaande uit drie besloten vennootschappen, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder een verzoek tot faillietverklaring van de verzoeksters afgewezen, waarbij het ging om een situatie met een pluraliteit van schuldeisers. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en het arrest van het hof, waarin de verzoeksters niet in het gelijk zijn gesteld. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeksters beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het beroep wordt verworpen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De beslissing van de Hoge Raad is op 20 maart 2020 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03092
Datum20 maart 2020
ARREST
In de zaak van
1. [verzoekster 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verzoekster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verzoekster 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [verzoeksters],
advocaat: J. den Hoed,
tegen
RNHB B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: RNHB,
advocaat: T.T. van Zanten.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaken C/16/19/205 F, C/16/19/206 F en C/16/19/207 F van de rechtbank Midden-Nederland van 16 april 2019;
het arrest in de zaken 200.258.320, 200.258.359 en 200.258.369 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juni 2019.
[verzoeksters] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het verzoekschrift tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. RNHB heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeksters] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
20 maart 2020.