ECLI:NL:HR:2020:42

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
19/00365
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de verdachte zonder ingediende middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1994. Het beroep was ingesteld door de verdachte zelf, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk was in zijn beroep. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de Hoge Raad de verdachte niet in het beroep ontvangen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in samenhang met eerdere zaken, genummerd 18/05113 J, 18/05141 P en 18/05183. De beslissing van de Hoge Raad was dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/00365
Datum14 januari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 27 november 2018, nummer 21/000845-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 januari 2020.