Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de advocaat-generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
10 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2020 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De aanvrager, W.A.J.A. Welten, had een geldboete van € 770,- opgelegd gekregen voor een snelheidsovertreding, waarbij de bestuurder onbekend was gebleven. De aanvrager stelde dat hij tijdig de naam en adresgegevens van de bestuurder had doorgegeven aan het Openbaar Ministerie, maar dat deze informatie niet bekend was bij de kantonrechter tijdens de behandeling van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening gegrond was, omdat het ernstige vermoeden bestond dat, indien de informatie wel bekend was geweest, dit had geleid tot een andere uitkomst van de zaak. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd dat de aanvraag gegrond verklaard moest worden, met een verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de aanvraag tot herziening gegrond verklaard. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig en correct verstrekken van informatie aan de rechter, en de gevolgen die dit kan hebben voor de rechtsgang.