Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 8 januari 2019 werd gewezen. De zaak betreft de betekening van een dagvaarding aan de verdachte, die geboren is in 1982. De verdachte heeft geweigerd te tekenen voor ontvangst van de dagvaarding. De Hoge Raad diende te beoordelen of het oordeel van het hof, dat de dagvaarding in persoon aan de verdachte was uitgereikt, begrijpelijk was. De advocaat van de verdachte, J. Kuijper, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.