ECLI:NL:HR:2020:326

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
19/00753
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het gerechtshof Den Haag inzake opzettelijke overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme door notaris

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 1 februari 2019. De verdachte, een notaris, is beschuldigd van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De notaris heeft nagelaten om ongebruikelijke transacties te melden bij het daartoe bestemde meldpunt. De Hoge Raad dient te beoordelen of het hof voldoende heeft gereageerd op het verweer van de verdachte met betrekking tot de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, in het licht van de beginselen van een goede procesorde en het ne bis in idem-beginsel. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. De Hoge Raad verwerpt het beroep op 3 maart 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/00753 E
Datum3 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 1 februari 2019, nummer 22-004617-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam en R. van der Hoeven, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen‑Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2020.