ECLI:NL:HR:2020:324

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
19/01051
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beslag op bankrekeningen en auto in verband met belastingfraude en witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, gedateerd 9 januari 2019. Het betreft een beklag over de inbeslagneming van bankrekeningen en een auto van de klager, die wordt verdacht van betrokkenheid bij belastingfraude, verduistering, valsheid in geschrift en opzettelijk witwassen. De klagers, vertegenwoordigd door D.W.H.M. Wolters, hebben cassatiemiddelen ingediend tegen de beslissing van de rechtbank. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de ingediende klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft.

Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01051 B
Datum3 maart 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel van 9 januari 2019, nummers RK 18/720; RK 18/856a; RK 18/856b en RK 18/902, op de klaagschriften als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager 1] namens [klaagster 2] EN [klaagster 3],
gevestigd te [plaats],
[klager 1] namens [klaagster 4],
gevestigd te [plaats],
[klaagster 4],
gevestigd te [plaats],
[klager 1] namens [klaagster 4],
gevestigd te [plaats],
hierna: de klagers.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klagers. Namens deze heeft D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2020.