In deze zaak heeft Zurich Insurance PLC, gevestigd te Dublin, Ierland, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland bevestigd, waarin een verzoek tot faillietverklaring van Zurich werd behandeld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof, en stelt vast dat Zurich in cassatie de klachten over het arrest van het hof heeft ingediend. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van Zurich schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing verwerpt de Hoge Raad het beroep van Zurich en veroordeelt hen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 879,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 21 februari 2020.