ECLI:NL:HR:2020:281

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
18/01834
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag tijdens gewapende confrontatie bij hennepdeal

In deze zaak gaat het om een arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2020, waarin de verdachte, geboren in 1992, betrokken was bij een gewapende confrontatie tijdens een poging tot hennepdeal. De verdachte en zijn medeverdachte hadden het plan opgevat om een grote partij hennep te kopen met vals geld. Op 3 maart 2016, tijdens de uitvoering van dit plan, ontstond er een conflict met de verkopers, waarbij een van hen een vuurwapen pakte en op de verdachte en zijn medeverdachte schoot. De medeverdachte schoot terug, maar de Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd dat de verdachte opzet had op de poging tot doodslag die door de medeverdachte werd gepleegd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor wat betreft de bewezenverklaring van het opzet en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De Hoge Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van het wapen en dat hij niet had bijgedragen aan de poging tot doodslag, wat leidde tot de partiële vernietiging van de eerdere uitspraak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/01834
Datum18 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 maart 2018, nummer 22/005225-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam , bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het beroep is blijkens de daarvan opgemaakte akte niet gericht tegen de vrijspraak van het bij dagvaarding II, in de zaak met parketnummer 09/842133-16 onder 1 primair tenlastegelegde.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 09/842133-16 (door het hof aangeduid als dagvaarding II) onder 1 subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het voor medeplegen van poging tot doodslag vereiste opzet.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder de dagvaarding met parketnummer 09/842133-16 (hierna: dagvaarding II) als feit 1 subsidiair bewezenverklaard dat:
“hij op 3 maart 2016 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een vooralsnog onbekend gebleven persoon van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal aanhouding d.d. 3 maart 2016 met nr. PL1500-2016062912-2 van de politie eenheid Den Haag . Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - op p. 9 e.v. van het Proces-verbaal van Toetsing:
Op donderdag 3 maart 2016 omstreeks 21:00 uur hielden wij op de locatie [a-straat] ’s‑Gravenhage als verdachte aan [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] .
Bevindingen
Op donderdag 3 maart 2016 hoorden wij dat de noodhulpeenheid doorgaf dat zij achter een grijze personenauto van het merk SEAT, type LEON, voorzien van het kenteken [kenteken] , reden.
Wij hoorden dat een collega portofonisch doorgaf dat er iets door de inzittenden uit de grijze SEAT zou zijn gegooid.
Wij zagen dat de grijze SEAT op de [a-straat] tot stilstand kwam. Hierop hebben wij de bijrijder van de grijze SEAT aangehouden. De bijrijder bleek later te zijn genaamd [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] . Op het moment dat wij bezig waren met het aanleggen van de transportboeien bij de verdachte hoorden wij dat collega’s aangaven dat er een grote hoeveelheid henneptoppen in de grijze SEAT lag.
2. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2018, inhoudende:
Ik ben in de auto gestapt en we zijn weggereden. Toen kregen we een stopteken van de politie. Tijdens het rijden lag het wapen bij mij onder mijn stoel. Dat heb ik toen uit het raam gegooid.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juni 2017 met nr. PL1500-2016062912 van de Districtsrecherche Den Haag -West . Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in:
Als de op 7 juni 2017 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
V: Wat kun jij verklaren wat er allemaal gebeurd is?
A: Nou ik was die dag (het hof begrijpt: 3 maart 2016) bij het [b-straat] in [plaats] geweest. Het was een afspraak om wiet te bekijken. Als die wiet goed zou zijn zouden we het kopen die dag. Het idee erachter was, we hadden nep geld erin.
Ik kan niet zomaar die geld geven en iets doen om weg te kunnen komen, die man had het in de gaten, er ontstond ruzie. Ik wilde snel weg daar. De jongen met wie ik was ging ook naar buiten, hij nam de tassen met hennep mee. Wij renden naar buiten, ongeveer 10 meter of 7 meter van het huis. Ik zag dat die man een wapen had, hij schoot op ons. Wij renden naar onze auto, toen schoot ik terug. Ik rende en schoot zonder te kijken.
Telkens als hij schoot, dan schoot ik een keer terug. De vriend waarmee ik was wilde bukken om de auto in te gaan. De man rende op ons af en verstopte, hurkte achter een band. Ik ging richten, ik schoot in het glas van een auto welke daar stond. Ik schoot in de achterruit. Toen zag ik dat die man wegrende. We zijn snel ingestapt en vluchtten weg.
V: Die vriend met wie je was, hoe heet hij?
A: Die heet [verdachte] (het hof: de verdachte) .
V: Wat was het plan?
A: Misschien kan ik hen vals geld geven en dan die spullen meenemen.
V: Met wie had je dat plan besproken?
A: Ik heb het eigenlijk niet besproken, alleen tegen [verdachte] . Later zei ik tegen hem misschien kunnen we het kopen want hun weten niet dat dat geld nep is.
V: Hoe hadden jij en [verdachte] je voorbereid op deze afspraak?
A: Helemaal niet.
V: En het geld dan?
A: Ja dat had ik met nepgeld heb ik een paar krantenstukken geknipt en ertussen gezet zodat het wat groter leek. Dat is de voorbereiding eigenlijk. En ik had een wapen, die had ik van iemand geleend.
V: Even terug naar het moment in de woning. Vertel eens rustig opnieuw vanaf het moment dat het fout ging?
A: [verdachte] wilde die geld geven. Hij wilde gelijk weg gaan. Hij wilde niet dat ze het geld zouden tellen en het elastiek weg zouden halen. [verdachte] wilde snel weggaan zonder te betalen en pakte de tas met hennep al. Man 4 zag dat het geld niet klopte, hij werd helemaal paranoia. Ik zag [verdachte] die tas pakken. Toen zag ik dat man 4 een wapen pakte uit de kast waarvan de deur open was, ik zag dat hij hem doorlaadde en op mij richtte. Wij renden naar buiten, probeerden weg te komen. Ik hoorde een schot. Ik pakte tijdens het rennen mijn wapen, laadde het door en schoot terug.
V: Wat was de afstand tussen jullie en de man toen jullie aan het rennen waren?
A: De afstand tussen ons was denk ik, 10 tot 15 meter. Ik was ongeveer twee woningen voorbij toen hij vanuit de woning de tweede keer schoot.
V: In de Seat waarin jullie aangehouden zijn werd een groot geldbedrag gevonden. Van wie was dat geld?
A: Ik heb die kranten geknipt. Ik heb dat geld gemaakt. Die stapel met geld en kranten heb ik aan [verdachte] gegeven.
V: Hoe was dat geld verpakt?
A: Die stapel, dubbel gevouwen en dan twee elastieken, gekruist over elkaar. Gewone dunne elastiekjes.
V: Wat kun je nog meer over dat geld vertellen?
A: Eerst kon je echt geld zien, en toen het nep geld en daartussen zaten die krantenknipsels.
V: Die krantenknipsels waren natuurlijk om het op een groter geldbedrag te laten lijken. Wie zijn idee was dat?
A: Dat was mijn idee. Ik heb dat thuis gedaan toen ik alleen was.
V: Toen je [verdachte] tegenkwam wat heb je gezegd wat jullie gingen doen?
A: Mijn bedoeling van die dag was, ik heb die auto geleend van die jongen, we hadden het plan om te gaan rijden, misschien ook naar de hoeren. We zouden gaan kijken naar die wiet om die te kopen, met die nep geld en meenemen, of praten met hun om het spul mee te nemen en dan voor hun te gaan verkopen en dan via die vriend hun betalen.
[verdachte] wist van het nep geld, ik heb hem die stapel gegeven. Dat was onderweg naar [plaats] besproken.
4. De verklaring van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2018 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik kwam die dag (het hof begrijpt: 3 maart 2016) [betrokkene 1] tegen in [plaats] . Ik vroeg hem een lift naar [plaats] , we zouden daar samen naar de hoeren gaan. Toen we in [plaats] aankwamen zei hij dat hij een afspraak had om spullen te bekijken. Hij vroeg mij om mee te gaan, om naar wiet te kijken. Het was de bedoeling dat ik de wiet zou kopen, ik kon de kwaliteit van de wiet beter inschatten. Ik had van [betrokkene 1] geld in een envelop gekregen. Zij hadden al een prijs afgesproken, ik hoefde alleen maar het geld te geven en te kijken of de wiet van goede kwaliteit was.
Toen we op het [b-straat] aankwamen mocht er maar één van ons mee naar binnen. Ik ben toen naar binnen gegaan. Ik voelde me daar niet veilig en vroeg waarom [betrokkene 1] niet naar binnen mocht komen. Toen is [betrokkene 1] ook naar binnen gekomen. Ik was de wiet aan het bekijken. De toppen waren wat klein, dus ik vroeg of de prijs niet wat omlaag kon.
Ik pakte de tassen met wiet. Toen kwam die man terug uit de keuken. Hij zei “Klootzak, wat is dit!?” Toen gaf hij mij dat geld terug, pakte een wapen uit de kast en richtte het op ons. Ik ben gelijk naar buiten gegaan toen ik dat wapen zag. [betrokkene 1] was iets voor mij naar buiten gerend. Toen ik buiten kwam ben ik naar de auto gerend en heb de tassen met wiet erin in de auto gegooid. Er is toen heen en weer geschoten tussen die man en [betrokkene 1] .
Uiteindelijk ben ik in de auto gestapt en zijn we weggereden. Tijdens het rijden lag het wapen bij mij onder mijn stoel. Dat heb ik toen uit het raam gegooid. Dat was het wapen waarmee [betrokkene 1] heeft geschoten.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 maart 2016 van de Districtsrecherche [plaats] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - op blz. 120 e.v. van het Proces-verbaal Toetsing:
Als de op 6 maart 2016 afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik was donderdagavond 3 maart 2016 in mijn woning. Tijdens het gesprek met mijn buurvrouw hoorde ik een aantal knallen. Ik liep naar het raam. Ik heb vanuit mijn woning direct vrij zicht op het plein voor mijn woning (het hof begrijpt: het [b-straat] ).
Ik hoorde als eerst de knallen en daarna zag ik twee mannen rennen naar een auto die geparkeerd stond in de parkeerhavens voor mijn woning.
Ik hoorde dat er geschoten werd toen de mannen naar die auto aan het rennen waren. Ik zag vervolgens dat een man naar de bestuurderszijde van de auto liep. Ik zag de man die ik aan de bestuurderszijde zag staan, schieten. Ik zag dat de man met zijn rechterarm gestrekt over het dak van de auto schoot. De man strekte zijn hele arm uit over het dak van de auto. Ik zag dat de man schoot in de richting van waar de mannen zojuist vandaan kwamen. Ik zag vonken uit het wapen komen en ik hoorde ook een knal.
6. Een geschrift, zijnde een situatieschets, als bijlage gevoegd bij het als bewijsmiddel 3 genoemde proces-verbaal. (...)
7. Een geschrift, zijnde een foto van het [b-straat] te [plaats] . (...)
Nadere bewijsoverweging
Het hof leidt uit de verklaring van de getuige [betrokkene 2] en de door haar opgestelde situatieschets in combinatie met de foto van de plaats delict af dat de auto van de verdachten op de middelste van de drie parkeerplaatsen heeft gestaan. Dit betekent dat [betrokkene 1] met zijn armen gestrekt over het dak van de auto, in de richting van de achterruit van de auto in het naastgelegen parkeervak heeft geschoten, alwaar de achtervolger zich achter verscholen heeft.
8. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2016 van de Districtsrecherche Den Haag ‑West . Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - op p. 362 e.v. van het Procesverbaal van Toetsing:
Als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op dinsdag 8 maart 2016 hebben wij het in beslag genomen voertuig, de Seat Leon, voorzien van het kenteken [kenteken] , doorzocht. Ik zag op de passagiersstoel naast de bestuurdersstoel een zwarte jas liggen van het merk ‘The North Face’. Ik heb de jas onderzocht en ik trof in de rechter jaszak een bevel tot inverzekeringstelling aan met de personalia van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992. Ik heb een bundel met geld aangetroffen in de linker jaszak. Ik zag dat het buitenste biljet van de bundel een biljet van 500 euro betrof. Zie bijlage 3
9. Een geschrift, zijnde een foto van een bundel met geldbiljetten, als bijlage 3 gevoegd bij het onder bewijsmiddel 6 genoemde proces-verbaal. Dit geschrift houdt onder meer in, weergegeven op p. 366 van het Procesverbaal van Toetsing:
(…)
10. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2016 van de Districtsrecherche Den Haag ‑West . Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - op p. 101. e.v. van het dossier met nr. PL1500-2016062912:
Als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Aangetroffen hennep
In de Seat Leon voorzien van kenteken [kenteken] , werden diverse gripzakken aangetroffen die na onderzoek in totaal 6.636,3 gram gedroogde henneptoppen bleken te bevatten. De aangetroffen hennep vertegenwoordigt een waarde in het economisch verkeer. Volgens het BOOM-rapport bedraagt de waarde van hennep bij verkoop minimaal € 3.280,- per kilogram. De inbeslaggenomen partij henneptoppen vertegenwoordigt dan een waarde van:
6.636,3 gram X € 3.280,- = € 21.767,-
(...)
12. Een proces-verbaal d.d. 7 maart 2016 met nr. 2016062912 van de politie Den Haag , weergegeven op p. 184 e.v. van het Proces-verbaal van Toetsing. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
Als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op donderdag 3 maart 2016 werd naar aanleiding van een schietincident op het [b-straat] te [plaats] op aanwijzing van collega’s op de [a-straat] te [plaats] op de brug welke gelegen is in het kruisingsvlak met de [c-straat] , een vuurwapen veiliggesteld.
Omschrijving wapen:
Soort wapen: pistool
Merk: Baretta
Model: 34
Kaliber: 9 mm kort
Categorie wapen
Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
Bij bovengenoemd vuurwapen werd munitie aangetroffen.
Omschrijving munitie:
Soort: pistoolmunitie
Merk: Sellier & Belliot
Kaliber: 9 mm kort
Aantal: 2”
2.2.3
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
“Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 3 maart 2016 was de medeverdachte [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) vanuit [plaats] met de auto (een geleende grijze Seat Leon) op weg naar een woning in [plaats] (naar later bleek gelegen aan het [b-straat] 34) om een partij hennep te bekijken en deze partij eventueel te kopen. De verdachte is met [betrokkene 1] mee gegaan naar [plaats] . [betrokkene 1] had hierbij het plan opgevat om met vals geld te betalen en de hennep mee te nemen. Aan de verdachte heeft [betrokkene 1] verteld “dat ze de hennep misschien konden kopen, want de verkopers wisten niet dat het geld nep was”.
Ter voorbereiding heeft [betrokkene 1] een bundeltje geld, bestaande uit echte bankbiljetten, valse bankbiljetten en op maat geknipte stukken krantenpapier, dubbelgevouwen en verpakt met twee gekruiste dunne elastieken. De echte bankbiljetten zaten hierbij aan de buitenkant, de valse biljetten en de krantenknipsels waren niet direct zichtbaar. Ook heeft [betrokkene 1] een vuurwapen meegenomen.
Na aankomst bij de woning aan het [b-straat] mag eerst alleen de verdachte naar binnen. In de woning bevinden zich vijf mannen. Kort hierop, op het moment dat de verdachte de hennep aan het keuren is en een opmerking maakt over de tegenvallende grootte van de henneptoppen, voegt ook [betrokkene 1] zich bij het gezelschap in de woning. Op enig moment heeft één van de verkopers in de gaten dat het niet klopt en ontstaat er ruzie. De bewuste verkoper pakt een wapen uit de kast, laadt dit wapen door en richt het op [betrokkene 1] . De verdachte en [betrokkene 1] vluchten met de tassen met daarin de hennep de woning uit, waarop [betrokkene 1] een schot hoort. [betrokkene 1] schiet al vluchtende meermalen in de richting van de schietende achtervolger. Nadat de verdachte de tassen met hennep in de Seat Leon heeft gelegd schuilen zij samen achter de auto.
Vervolgens schiet [betrokkene 1] andermaal, met zijn armen gestrekt over het dak van de auto, in de richting van de achterruit van de auto in het naastgelegen parkeervak waarachter de achtervolger zich schuil houdt. [betrokkene 1] verklaart over dit moment dat “hij ging richten”. Hierop rent de verkoper weg, waarna de verdachten in de Seat Leon stappen en wegvluchten.
De verdachte gooit hierna het gebruikte vuurwapen uit de auto. Kort daarop worden de verdachten aangehouden. In de Seat Leon is de jas van de verdachte aangetroffen met daarin het hiervoor omschreven bundeltje geld. Ook is in de auto een grote hoeveelheid hennep aangetroffen, welke een waarde van ruim € 21.000,- vertegenwoordigt.
De verklaring van de verdachte dat hij voorafgaand aan de gebeurtenis op het [b-straat] door [betrokkene 1] niet op de hoogte is gebracht van het feit dat het bundeltje biljetten voornamelijk uit vals geld en krantenknipsels bestond en dat het geld door [betrokkene 1] aan hem zou zijn overhandigd in een envelop, schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde. Het hof overweegt hiertoe dat het geldbedrag nadien in de zak van de jas van de verdachte is aangetroffen, verpakt op exact de wijze waarop [betrokkene 1] verklaard heeft te hebben verpakt, voorafgaand aan de gebeurtenis op het [b-straat] . Dat [betrokkene 1] of de verdachte in de hectiek van de situatie in de woning of nadien in de Seat Leon het bundeltje heeft verpakt op de wijze waarop het is aangetroffen acht het hof eveneens ongeloofwaardig.
Uit bovengenoemde feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de verdachte en [betrokkene 1] van plan waren om een ripdeal te plegen, dan wel de verkopers van de partij hennep op te lichten.
Medeplegen en wetenschap verdachte met betrekking tot het vuurwapen
Met de rechtbank overweegt het hof dat in geval mensen worden gedwongen om waardevolle spullen af te staan of zich realiseren dat zij daaromtrent worden opgelicht, dit reeds voorzienbaar kan leiden tot (gewelddadig) verzet. Dit geldt des te meer indien een oplichting (of ripdeal) zich afspeelt in het kader van een criminele transactie, zoals de verkoop van een grote partij hennep ter waarde van ruim € 21.000,-. De verdachte en [betrokkene 1] hadden het plan opgevat om deze hennep weg te nemen zonder daarvoor (volledig) te betalen. Dit in combinatie met de omstandigheid dat een dergelijke transactie zich per definitie afspeelt binnen het criminele milieu maakt naar het oordeel van het hof dat het in de lijn der verwachting ligt dat (door beide partijen) wapens meegebracht worden en dat deze indien nodig ook zullen worden gebruikt, hetgeen in het onderhavige geval ook is gebeurd, en dat zowel de verdachte als [betrokkene 1] hiervan op de hoogte waren. Een ripdeal gaat immers gepaard met het nodige gevaar en vergt overleg over de rolverdeling. Het niet inlichten van de verdachte over het wapen brengt een wezenlijk risico voor zowel de verdachte als [betrokkene 1] met zich en ligt dan ook niet voor de hand. Het gebruik van geweld is dan ook zodanig voorzienbaar dat de uitvoerders daarvan de aanmerkelijke kans aanvaarden dat vuurwapens worden gebruikt.
Nu kan worden vastgesteld dat sprake was van een vooraf gemaakt gezamenlijk plan en de gezamenlijke uitvoering hiervan, alsmede van een voorzienbare kans dat er (vuur)wapens zouden worden gebruikt, is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [betrokkene 1] voldoende is komen vast te staan.
Opzet op de dood
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat [betrokkene 1] al rennend/wegvluchtend meermalen (over zijn schouder) heeft teruggeschoten in de richting van een onbekend gebleven persoon, die in de woning aan het [b-straat] en daarbuiten ook meermalen op [betrokkene 1] (en de verdachte) heeft geschoten. Het hof hecht er hierbij aan op te merken dat, gelet op de situatie op het [b-straat] , de schoten telkens gelost zijn over een afstand van niet meer dan enkele meters. Het laatste schot heeft [betrokkene 1] vanuit stilstaande positie doelbewust gericht.
Het hof is gelet op deze feiten en omstandigheden (en in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat zowel [betrokkene 1] als het slachtoffer in beweging waren, dat de onderlinge afstand gering was en op de omstandigheid dat het laatste schot vanuit stilstaande positie doelbewust gericht was) van oordeel dat [betrokkene 1] met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de onbekend gebleven persoon zou komen te overlijden. Dat [betrokkene 1] , zoals hij heeft verklaard, niet geschoten heeft met het doel om zijn achtervolger te raken, maar slechts om hem op afstand te houden, acht het hof onvoldoende om als contra‑indicatie voor (voorwaardelijk) opzet aan te nemen. (...)
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op een vooralsnog onbekend gebleven persoon. De omstandigheid dat de verdachte zelf niet geschoten heeft doet daar niet aan af.
Het bij Dagvaarding II onder 1 subsidiair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.”
2.3
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof het volgende vastgesteld. De verdachte is samen met [betrokkene 1] in een auto naar een woning in [plaats] gereden om daar met een bundeltje grotendeels vals geld een grote partij hennep te kopen. Op het moment dat door de beoogde verkopers werd ontdekt dat door de verdachte en [betrokkene 1] niet het afgesproken geldbedrag is meegebracht, heeft één van de hennepverkopers een vuurwapen gepakt en doorgeladen, waarop de verdachte en [betrokkene 1] met het bundeltje geld en de partij hennep uit de woning zijn gevlucht. Tijdens de vlucht werden de verdachte en [betrokkene 1] beschoten. [betrokkene 1] reageerde daarop door het door hem meegevoerde vuurwapen te pakken, dat al vluchtende door te laden en tijdens de vlucht terug te schieten in de richting van waaruit de verdachte en [betrokkene 1] werden beschoten, waarbij [betrokkene 1] zijn laatste schot doelbewust heeft gericht op de persoon die hen beschoot. Het Hof heeft voorts vastgesteld dat de verdachte vervolgens het geld en de partij hennep in de auto heeft gelegd, samen met [betrokkene 1] in de auto is weggereden, en het door [betrokkene 1] gebruikte vuurwapen op enig moment uit het raam van de rijdende auto heeft gegooid.
2.4
Het oordeel van het Hof dat de verdachte het voor het medeplegen vereiste opzet op de door [betrokkene 1] gepleegde poging tot doodslag heeft gehad, is niet toereikend gemotiveerd. Het Hof heeft weliswaar vastgesteld dat de verdachte en [betrokkene 1] het plan hadden opgevat een partij hennep weg te nemen zonder te betalen en dit plan gezamenlijk hebben uitgevoerd, maar uit de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen - die, kort gezegd, op dit punt inhouden dat [betrokkene 1] met de verdachte de afspraak heeft gemaakt om vals geld te geven en de partij hennep mee te nemen, dat de verdachte wist dat het door [betrokkene 1] geprepareerde bundeltje grotendeels nepgeld betrof en dat zij zich verder “helemaal niet” hebben voorbereid op de afspraak - blijkt niet dat in enigerlei vorm een afspraak is gemaakt over het gebruik van een wapen, dan wel dat de verdachte wist dat [betrokkene 1] voor de uitvoering van het plan een wapen had geleend of zich bewust was van de mogelijkheid van het gebruik van een wapen door [betrokkene 1] bij die uitvoering dan wel dat de verdachte, nadat [betrokkene 1] begon met schieten, op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan de poging tot doodslag. Anders dan kennelijk door het Hof is geoordeeld, kan het voor medeplegen vereiste opzet van de verdachte op de poging tot doodslag niet uitsluitend worden aangenomen op de gronden dat bij het dwingen van personen om waardevolle spullen af te staan dan wel het daartoe oplichten van personen binnen een crimineel milieu het in de lijn der verwachting ligt dat over en weer wapens worden meegebracht en zo nodig worden ingezet en dat het niet voor de hand ligt dat het meebrengen van een wapen niet bekend is bij of bekend wordt gemaakt aan een mededader.
2.5
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van het eerste middel

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 09-842133-16 (door het Hof aangeduid als dagvaarding II) onder 1 subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag , opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2020.