ECLI:NL:HR:2020:263

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
18/04957
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de matiging van een boete in het kader van een koopovereenkomst

In deze zaak heeft Rijnhoek Vastgoed B.V. cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een koopovereenkomst waarbij een boetebeding is geschonden. Rijnhoek Vastgoed, vertegenwoordigd door advocaat A.H.M. van den Steenhoven, heeft in cassatie verweer gevoerd tegen de beslissingen van het hof. De andere partijen, waaronder GEM Rijnhoek B.V. en Ontwikkelingssamenwerking Rijnhoek B.V., hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat R.T. Wiegerink.

De Hoge Raad heeft de klachten van Rijnhoek Vastgoed beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk is van de uitkomst van het principale beroep.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en Rijnhoek Vastgoed veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is uitgesproken op 14 februari 2020 door de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/04957
Datum14 februari 2020
ARREST
In de zaak van
RIJNHOEK VASTGOED B.V.,
gevestigd te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: Rijnhoek Vastgoed,
advocaat: A.H.M. van den Steenhoven,
tegen
1. ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ RIJNHOEK C.V.,
hierna: Ontwikkelingsmaatschappij,
2. GEM RIJNHOEK B.V.,
hierna: GEM,
3. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING RIJNHOEK B.V.,
hierna: Ontwikkelingssamenwerking,
alle gevestigd te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
hierna: [verweerder 4],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: Ontwikkelingsmaatschappij c.s.,
advocaat: R.T. Wiegerink.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/09/489631/HA ZA 15-649 van de rechtbank Den Haag van 23 december 2015 en 20 april 2016;
de arresten in de zaak 200.195.920/01 van het gerechtshof Den Haag van 13 maart 2018 en 28 augustus 2018.
Rijnhoek Vastgoed heeft tegen het eindarrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Ontwikkelingsmaatschappij c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkheid van Rijnhoek Vastgoed in haar cassatieberoep jegens Ontwikkelingssamenwerking en [verweerder 4], en voor het overige tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Rijnhoek Vastgoed heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt Rijnhoek Vastgoed in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Ontwikkelingsmaatschappij c.s. begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Rijnhoek Vastgoed deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
14 februari 2020.