ECLI:NL:HR:2020:224

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
18/00784
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van gewoonteheling van een groot aantal auto’s met betrekking tot de wetenschap van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 februari 2018. De verdachte, geboren in 1955, was betrokken bij de gewoonteheling van een groot aantal auto’s. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De verdediging had cassatiemiddelen ingediend, waarbij de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van de strafoplegging, vanwege een inbreuk op het recht op een redelijke termijn van berechting zoals gegarandeerd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, te verminderen naar 22 maanden, met behoud van de voorwaardelijke straf en de proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een tijdige behandeling van rechtszaken en de gevolgen van vertraging in de procedure.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00784
Datum11 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 februari 2018, nummer 20/002448-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf naar de gebruikelijke maatstaf wegens de geconstateerde inbreuk op het in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 februari 2020.