Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het zesde cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
11 februari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 7 mei 2018 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij onrust in de Schilderswijk te Den Haag in de zomer van 2015, naar aanleiding van de dood van een arrestant. Hij werd beschuldigd van medeplegen van opzettelijk brandstichten, openlijke geweldpleging en opruiing. De verdediging voerde verschillende cassatiemiddelen aan, waaronder klachten over de bewijskracht van verklaringen van opsporingsambtenaren en het recht op ondervraging. De plaatsvervangend advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van het arrest, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de cassatieprocedure was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 150 uren naar 142 uren, met een vervangende hechtenis van 71 dagen. De overige klachten werden verworpen, en de Hoge Raad motiveerde niet verder waarom deze klachten niet tot vernietiging leidden. Het arrest werd uitgesproken op 11 februari 2020.