ECLI:NL:HR:2020:220

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
18/01988
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrust en geweld in Schilderswijk na dood arrestant

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 7 mei 2018 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij onrust in de Schilderswijk te Den Haag in de zomer van 2015, naar aanleiding van de dood van een arrestant. Hij werd beschuldigd van medeplegen van opzettelijk brandstichten, openlijke geweldpleging en opruiing. De verdediging voerde verschillende cassatiemiddelen aan, waaronder klachten over de bewijskracht van verklaringen van opsporingsambtenaren en het recht op ondervraging. De plaatsvervangend advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van het arrest, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de cassatieprocedure was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 150 uren naar 142 uren, met een vervangende hechtenis van 71 dagen. De overige klachten werden verworpen, en de Hoge Raad motiveerde niet verder waarom deze klachten niet tot vernietiging leidden. Het arrest werd uitgesproken op 11 februari 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/01988
Datum11 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 mei 2018, nummer 22/005310-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het zesde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
2.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te
verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die
zin dat deze 142 uren, subsidiair 71 dagen hechtenis, belopen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 februari 2020.