Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
11 februari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 29 november 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1976, is beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot doodslag die plaatsvond in september 2015 in Hilversum. De verdachte zou langs een café hebben gereden en voor het café zijn gestopt, zodat de dader met een pistoolmitrailleur vuur kon openen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat D.N. de Jonge uit Rotterdam. De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 11 februari 2020 door vice-president J. de Hullu, samen met raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.