ECLI:NL:HR:2020:2093

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
19/04285
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van buizen en put op kosten van buren; misbruik van bevoegdheid

In deze zaak hebben eisers in cassatie, vertegenwoordigd door advocaten K. Aantjes en F.I. van Dorsser, beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 juni 2019. De zaak betreft een vordering van de eigenaar van een perceel tot verwijdering van buizen en een put die zich op het perceel van de buren bevinden. De eisers stellen dat de buren misbruik maken van hun bevoegdheid door deze objecten niet te verwijderen. De verweerders, vertegenwoordigd door advocaat N.C. van Steijn, hebben een verweerschrift ingediend waarin zij het cassatieberoep verwerpen. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop mr. Aantjes schriftelijk heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerders zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04285
Datum18 december 2020
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaten: K. Aantjes en F.I. van Dorsser,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [verweerders],
advocaat: N.C. van Steijn.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/14/154647 / HA ZA 14-190 van de rechtbank Noord-Holland van 9 juli 2014, 3 september 2014 en 8 juli 2015;
de arresten in de zaak 200.178.533/01 van het gerechtshof Amsterdam van 17 mei 2016, 31 januari 2017, 15 augustus 2017, 28 november 2017, 25 september 2018 en 18 juni 2019.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof van 18 juni 2019 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Mr. Aantjes heeft namens [eisers] schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
18 december 2020.