ECLI:NL:HR:2020:2090

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
20/02563
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet voldoen aan procesinleidingseisen

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 31 maart 2020. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de zaak, waaronder die van de kantonrechter te Dordrecht en het gerechtshof Den Haag. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatieberoep niet op de voorgeschreven wijze is ingesteld, zoals vereist in artikel 30c lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiser heeft de procesinleiding niet langs elektronische weg ingediend en heeft ook geen advocaat bij de Hoge Raad aangewezen, wat in strijd is met artikel 407 lid 3 Rv. Eiser had de mogelijkheid om deze verzuimen binnen twee weken te herstellen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. Het arrest is gewezen op 18 december 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02563
Datum18 december 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser].

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 2753972 CV EXPL 14-949 van de kantonrechter te Dordrecht van 10 april 2014, 18 september 2014 en 4 augustus 2016;
de arresten in de zaak 200.210.843/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 mei 2019, 1 oktober 2019 en 31 maart 2020.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 31 maart 2020 beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatieverzoek is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt ertoe dat [eiser] in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze, te weten door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook voldoet de procesinleiding niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv, nu daarin niet een advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen die [eiser] in het geding in cassatie zal vertegenwoordigen. Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 30c en 407 lid 3 Rv opnieuw in te dienen. [eiser] heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat hij in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
18 december 2020.