Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
15 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire. De zaak betreft een woningoverval op Bonaire waarbij de verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld, met als gevolg de dood van een politieagent. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat M. Berndsen. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft de klachten over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 14 jaren met 7 maanden. De overige cassatiemiddelen zijn door de Hoge Raad beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd naar 13 jaren en 5 maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.