Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
8 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van een getuige die in gijzeling was gehouden. De getuige, geboren in 1971, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank die hem in gijzeling hield. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep, omdat de gijzeling inmiddels was beëindigd. De Hoge Raad heeft de redenen voor deze beslissing in de conclusie van de advocaat-generaal vermeld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de getuige, die reeds uit gijzeling is ontslagen, niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep tegen de afwijzing van zijn verzoek tot ontslag uit gijzeling, wegens gebrek aan belang. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, zoals vastgesteld in ECLI:NL:HR:1997:AB9988. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de betrokkene dan ook niet in behandeling genomen en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.