In deze zaak heeft [werkneemster], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de vraag of de werkgever, FBD B.V., ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De advocaat van [werkneemster], E.J.H. Zandbergen, heeft het cassatierekest ingediend, waarop FBD, vertegenwoordigd door advocaat J. de Jong van Lier, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal R.H. de Bock heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties uiteengezet, verwijzend naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter en het hof. Na beoordeling van de klachten over de beschikking van het hof, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [werkneemster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 899,07 aan verschotten en € 1.800,- voor salaris.